Het risico van elektromagnetische velden voor werknemers met cardiovasculaire actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen

De Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgezondheidskunde.
Werkgroep Wetenschappelijk Advies
Coördinator dr. Maurits De Ridder
10 juni 2016

Vraag

Wat moet ik als arbeidsgeneesheer doen wanneer bij een werknemer die blootgesteld is aan elektromagnetische velden, een pacemaker is geïmplanteerd? Hoe kan ik nagaan of hij zijn werk mag verderzetten?

Antwoord

Zoals in vele andere gevallen moet je informatie verzamelen en een specifieke risicoanalyse maken. Uit deze analyse zal meestal volgen dat de werknemer zijn werk mag verderzetten. Als het werk niet kan verdergezet worden zal men nagaan welke deeltaken niet meer kunnen uitgevoerd worden en/of welke restricties (bijvoorbeeld verbod om in een bepaalde zone te komen) moeten gegeven worden. De aanpak wordt hieronder verder uitgewerkt. Maar eerst een case-study om het probleem te duiden. Op het einde van deze tekst worden nog vier andere cases besproken.

Case-study

M. P, la cinquantaine, est technicien de maintenance dans quatre unités de production hydroélectrique. Il bénéficie d’un défibrillateur automatique implantable (DAI) de marque Medtronic (modèle MarquisTM) et il veut reprendre le travail. Son exposition professionnelle la plus élevée est rencontrée à proximité d’un poste 63 kV. Les mesures ont montré que l’intensité du champ électrique était toujours inférieure à 3 kV/m. Cette valeur est inférieure à la limite du grand public (5 kV/m, voir Normes pour le grand public). L’intensité du champ magnétique la plus élevée au niveau du défibrillateur automatique implantable (DAI) a été mesurée contre les câbles (650 µT). Cette valeur est supérieure à la limite du grand public (100 µT) et inférieure au niveau d’action pour les travailleurs (1000 µT) (voir Normes pour les travailleurs).

Une évaluation du risque clinique du lieu de travail a été effectuée conformément à la procédure prévue dans la norme EN 50527. Aucun dysfonctionnement n’a été enregistré pour cet implant en mode bipolaire. L’interrogation finale de l’implant par télémétrie a permis de vérifier qu’aucun événement capable de leurrer les systèmes de détection n’avait été enregistré. L’analyse de ce poste de travail pour cet employé a démontré l’absence de risque de dysfonctionnement du DAI. Suite à cette étude personnalisée, l’agent a été déclaré apte et a pu reprendre son poste dans les usines hydroélectriques. Depuis, et avec un recul de quatre ans, aucun incident n’a été rapporté.

Wetenschappelijk advies

Elektromagnetische velden (EMV) worden ingedeeld in statische velden, extreem lage frequenties (ELF) 0 – 300 Hz, intermediaire frequenties 300 Hz – 100 kHz en radiofrequenties 100 kHz – 100 GHz.

In onze leefomgeving is iedereen continu blootgesteld aan allerlei frequenties van het elektromagnetisch spectrum. Overal waar elektriciteit verbruikt wordt (woningen, kantoren, bedrijven) zijn er laagfrequente 50 Hertz elektrische en magnetische velden meetbaar. Intermediaire frequenties worden onder andere gebruikt voor diefstalpreventie in winkels en bibliotheken. Praktisch overal speelt de radio en is er gsm-ontvangst wat wil zeggen dat er radiofrequente velden aanwezig zijn.

De sterkte van de blootstelling verschilt van plaats tot plaats en ook in de tijd. In de directe nabijheid van sterke bronnen kunnen de veldsterkten hoog zijn.

Bron: FOD Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu

Voor de bescherming van de algemene bevolking zijn er referentieniveaus en basisrestricties die terug te vinden zijn in de Europese aanbeveling 1999/519/EG betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz tot 300 GHz (1). De normen voor de werknemers (actieniveaus en grenswaarden) staan in de Europese Richtlijn 2013/35/EU die is omgezet zijn in Belgische wetgeving via het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) (hoofdstuk in de Codex over het Welzijn op het Werk).

De blootstellingsnormen voor de werknemers beschermen niet tegen verstoring van pacemakers. Daarom is in het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 voorzien dat voor werknemers met actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen maatregelen genomen worden in functie van een individuele risicobeoordeling.

Cardiovasculaire elektronische apparaten zoals pacemakers en implanteerbare cardioverter-defibrillatoren (ICD) worden al geruime tijd geïmplanteerd bij personen met hartproblemen. De indicaties voor deze toestellen worden steeds uitgebreider. Ook bij jongere personen die nog werken worden deze toestellen voorgeschreven. Ongeveer 10 % van de pacemakers en 25 % van de ICD’s zijn geplaatst bij personen jonger dan 60 jaar. Het aantal werknemers met een pacemaker neemt continu toe.

Aangezien de cardiovasculaire implantaten elektronische toestellen zijn, zijn ze gevoelig voor elektromagnetische interferentie (EMI). Dit is een verstoring van de normale werking ten gevolge van een elektromagnetisch veld (EMV) gecreëerd door een ander elektronisch of elektrisch toestel. Hierdoor kan het hartritme verstoord worden. Zowel tachycardie als bradycardie (eventueel met presyncope of syncope) kunnen optreden. In zeldzame gevallen kan dit leiden tot ernstige negatieve effecten voor de drager zoals stilvallen van de pacemaker of een ongewenste shock bij een ICD. De fabrikanten hebben een hele reeks voorzorgsmaatregelen genomen om EMI te voorkomen. Naarmate de technologie evolueert, vermindert de gevoeligheid voor storingen. Maar in sommige situaties kan er in de directe nabijheid van een sterke EMV bron toch een interferentie optreden.

De kans op interferentie is afhankelijk van de kenmerken van het geïmplanteerde medisch hulpmiddel (type, design, materiaal, afscherming, programmering, filtereigenschappen, polariteit van de elektrodekabel, gevoeligheid van detectie, plaats van implantatie) en van de eigenschappen van het elektromagnetisch veld waar de drager vertoeft (3).

Sterke statische magnetische velden kunnen verplaatsing en torsie veroorzaken van ferromagnetisch materiaal. Hierdoor kan weefsel beschadigd worden.

Laagfrequente magnetische velden kunnen stroom induceren in geleidend materiaal zoals draden. Deze stroom kan resulteren in verstoring van het elektronisch circuit of het detectiesysteem waardoor het toestel tijdelijk uitvalt. Magnetische velden tot ongeveer 10 kHz kunnen in het toestel binnendringen en een stroomspanning veroorzaken in het elektrisch circuit met storing van de normale werking of zelfs schade aan de elektronische componenten voor gevolg. Andere mogelijke effecten zijn directe stimulatie van de hartspier en, in geval van een gesloten kring, opwarming van geleiders met interne brandwonden tot gevolg.

Als ze blootgesteld worden aan radiofrequente velden kunnen de draden optreden als antennes waarin de velden een stroomspanning induceren en hierdoor de detectiecapaciteiten van het toestel verstoren. Radiofrequente velden kunnen ook weefselopwarming en eventueel interne brandwonden veroorzaken door inductieve opwarming van het implant. Boven 3 GHz is interferentie niet mogelijk als aan de blootstellingsgrenswaarde is voldaan.

Bronnen van EMI kan men tegenkomen in het dagelijkse leven (bijvoorbeeld metaaldetectoren, anti-diefstal poortjes, statische magneten), in ziekenhuizen (bijvoorbeeld MRI-scan, elektrochirurgie) en op de werkplek.

Volgens het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) moet er voor werknemers met actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen een individuele risicoanalyse gemaakt worden om na te gaan of interferentie mogelijk is. Indien dit het geval is, zal men maatregelen moeten nemen om een interferentie te voorkomen. Zowel de risicoanalyse als de genomen preventiemaatregelen moeten behoorlijk gedocumenteerd zijn en in een passende traceerbare vorm bewaard worden.

De betrokken werknemer moet goed geïnformeerd worden.

Wanneer werknemers met een pacemaker of ICD tijdens hun werk enkel worden blootgesteld aan elektromagnetische veldsterkten die lager zijn dan de referentieniveaus van de Europese aanbeveling voor de algemene bevolking (1), is er enkel in zeer uitzonderlijk gevallen een risico op EMI.

In de werkomgeving zijn de elektromagnetische velden zelden zo sterk dat een werknemer na een implantatie van een pacemaker of ICD zijn werk niet kan verder zetten. Toch zijn er een aantal werksituaties waar de kans op EMI reëel is en waar men een individuele risicoanalyse zal moeten maken. Voorbeelden van deze situaties zijn (4):

Draadloze communicatie

  • Gebruik van draadloze telefoons (inclusief basisstations voor draadloze DECT-telefoons)
  • Gebruik van mobiele telefoons
  • Gebruik van toestellen voor draadloze communicatie (bv. wifi of Bluetooth) inclusief toegangspunten voor WLAN

Kantoor

  • Audiovisuele apparatuur met radiofrequentiezenders

Infrastructuur (gebouwen en terreinen)

  • Basisstationantennes, binnen de aangegeven verboden zone van de operator
  • Gebruik van elektrisch tuingereedschap
  • Verlichtingsapparatuur, energievoorziening via radiofrequenties of microgolven

Beveiliging

  • Artikelbeveiligingssystemen en RFID (radio frequency identification)
  • Erasers, tape of harde schijf
  • Metaaldetectors

Elektriciteitsvoorziening

  • Elektrisch circuit waarbij de geleiders zich dicht bij elkaar bevinden en met een nettostroom van meer dan 100 A — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Elektrische circuits binnen een installatie, met een fasestroom van meer dan 100 A voor het individuele circuit — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Elektrische installaties, met een fasestroom van meer dan 100 A — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Werk aan aggregaten en noodaggregaten
  • Omvormers, inclusief die op fotovoltaïsche systemen
  • Bovengrondse ongeïsoleerde geleider met een spanning van meer dan 100 kV of bovenleiding van meer dan 150 kV, boven de werkplek — blootstelling aan elektrische velden
  • Werk aan windturbines

Lichte industrie

  • Handmatige booglasprocessen (inclusief MIG (metaal inert gas), MAG (metaal actief gas), TIG (wolfraam inert gas) bij het volgen van goede praktijken en wanneer de kabel niet op het lichaam rust
  • industriële en grote professionele acculaders
  • Coronaoppervlaktebehandelingsapparatuur
  • Diëlektrische verwarming
  • Diëlektrisch lassen
  • Elektrostatische verfapparatuur
  • Smeltovens, weerstandsverhitting
  • Gebruik van lijmpistolen
  • Gebruik van hittepistolen
  • Inductieverhitting
  • Inductieverhittingssystemen, geautomatiseerd, foutopsporing en reparatie in dichte nabijheid van de EMV-bron
  • Inductieve verzegelingsapparatuur
  • Inductief solderen
  • Machinegereedschap (bv. kolomboren, slijpmachines, draaibanken, freesbanken, zagen)
  • Magnetische deeltjesinspectie (scheurdetectie)
  • Industriële magnetisator/demagnetisator, (inclusief tape-erasers)
  • Microgolfverhitting en -droging in houtbewerkingssectoren (drogen van hout, vormen van hout, lijmen van hout)
  • RF-plasmatoestellen inclusief vacuümdepositie en sputteren
  • Gebruik van gereedschap (elektrisch hand- en verplaatsbaar gereedschap bv. boren, schuurmachines, cirkelzagen en haakse slijpers)
  • Lassystemen, geautomatiseerd, foutopsporing, reparatie en opleiding in dichte nabijheid van EMV-bron
  • Handmatig weerstandlassen, (puntlassen, naadlassen)

Zware industrie

  • Industriële elektrolyse,
  • Ovens, boogsmelten
  • Ovens, inductiesmelten (kleinere ovens hebben doorgaans hogere toegankelijke velden dan grote ovens)

Bouw

  • Werk in dichte nabijheid van bouwapparatuur (bv. betonmolens, trilmachines, hefwerktuigen enz.)
  • Microgolfdrogen in de bouwindustrie

Medisch

  • Medische apparatuur die EMV gebruikt voor diagnose en behandeling (bv. kortegolfdiathermie, transcraniële magnetische stimulatie)

Vervoer

  • Motorvoertuigen en fabriek — werk in dichte nabijheid van starter, wisselstroomdynamo, ontstekingssystemen
  • Radar, luchtverkeersleiding, militair, weer en lange afstand
  • Elektrisch aangedreven treinen en trams

Diversen

  • Omroepzenders en -apparatuur (radio en tv: LF, MF, HF, VHF, UHF)
  • Apparatuur die statische magnetische velden genereert > 0,5 millitesla, elektrisch gegenereerd of op basis van permanente magneten (bv. magneetplaten, -tafels en -banden, hefmagneten, magneethouders, -naamplaatjes, -badges)
  • Hoofdtelefoons die sterke magnetische velden produceren
  • Professionele Inductiekookapparatuur
  • Radio’s, zending en ontvangst (bv. walkietalkies, autoradio’s)
  • Zenders op accu.

Het doel van de individuele risicoanalyse (en eventuele maatregelen) is de werknemer onbezorgd terug aan het werk te laten gaan (eventueel met restricties: verbod om in een bepaalde zone te komen).

De individuele risicoanalyse voor werknemers met een pacemaker of ICD verloopt in stappen.

Stap 1. Bepaling van de EMV bronnen en de maximale blootstelling van de werknemer.

Het raadplegen van de algemene risico-evaluatie van EMV op de werkvloer kan een eerste idee geven over de blootstelling aan EMV op de werkplek van de betrokken werknemer. Volgens de wetgeving (2) moet de werkgever beschikken over een evaluatie van alle risico’s voor de gezondheid en de veiligheid waaraan de werknemers zijn blootgesteld als gevolg van de EMV op de arbeidsplaats. Hiervoor moet hij vaststellen in hoeverre er sprake is van EMV op de arbeidsplaats en de blootstelling beoordelen aan de hand van relevante praktische handleidingen zoals de niet-bindende praktische handleiding van de Europese Commissie (4) of gegevensdatabanken. Indien nodig meet of berekent hij de niveaus van EMV waaraan de werknemers zijn blootgesteld. Deze risicoanalyse moet naar behoren gedocumenteerd zijn.

Op basis van deze risicoanalyse kan men op twee manieren tot het besluit komen dat er geen risico op interferentie is: via een lijst van veilige installaties en via meetgegevens.

In Tabel 1 van de NBN EN 50527-1 (5) en Tabel A.1 van NBN EN 50527-2-1 (6) wordt een lijst van installaties en toestellen gegeven waarvan de uitgestraalde EMV niet in staat zijn EMI van pacemakers en ICD’s te veroorzaken. In Tabel 3.2. van de niet-bindende praktische handleiding van de Europese Commissie (4) staat een lijst van werkactiviteiten, apparatuur en werkplekken voor dewelke een specifieke risicoanalyse niet nodig is. Als alle installaties in het bedrijf op deze lijst voorkomen en de pacemakerdrager van zijn cardioloog geen speciale waarschuwingen heeft gekregen over specifieke verhoogde gevoeligheid van zijn pacemaker, kan men besluiten dat er geen risico is. Als er een EMV uitstralende installatie of toestel is welke niet in de lijst staat zal voor deze installatie een specifieke risicoanalyse moeten opgemaakt worden zoals voorzien in Stap 2.

Voor de tweede manier moet men beschikken over blootstellingsgegevens. Wanneer uit de algemene risicoanalyse blijkt dat de blootstelling van de betrokken werknemer nooit 0,5 mT voor het statisch magnetisch veld of het referentieniveau voor het algemeen publiek (1) voor de andere frequenties overschrijdt kan men besluiten dat er geen risico op EMI is (ook hier voor zover de persoon van zijn cardioloog geen speciale waarschuwing heeft gekregen over verhoogde gevoeligheid). Er is voldoende evidentie uit recente provocatieonderzoeken (7,8) dat pacemakers en ICD’s niet verstoord worden onder deze limieten.

Indien de referentieniveaus voor het algemeen publiek toch overschreden kunnen worden moet men gegevens verzamelen voor Stap 2. Men moet nagaan voor welke frequenties de overschrijding mogelijk is en hoe groot de maximale blootstelling is. Indien nodig zal men hier bijkomende metingen moeten uitvoeren om een zeker en correct beeld te hebben van de blootstelling van de werknemer in kwestie. Deze metingen moeten uitgevoerd worden ter hoogte van de thorax en men moet zoeken naar de hoogste waarden op de plaatsen waar de werknemer voor zijn werk aanwezig is of kan zijn (worst case situatie). Deze gegevens zijn nodig voor de informatievraag in Stap 2.

Stap 2. Bepaling van de immuniteit voor EMI van het implantaat.

Fabrikanten van pacemakers en ICD’s moeten voor het op de markt brengen van deze toestellen door testen aantonen dat hun toestellen voldoen aan de productnorm NBN EN 44502 (9). De fabrikant beschikt dus over redelijk wat informatie betreffende de kans op EMI van zijn toestel. De arbeidsgeneesheer moet bij de cardioloog die het toestel geplaatst heeft informatie opvragen die kan helpen om het risico in te schatten (zoals polariteit van de electrodekabels, bedrijfsmodus, geprogrammeerde gevoeligheid). Sommige informatie is te vinden op de pacemaker pass. De immuniteitsdrempelwaarden voor specifieke frequenties EMV zouden bij de technische dienst van de pacemakerfirma moeten gekend zijn.

Als op basis van de vergelijking van de maximale blootstelling op het werk (documentatie van Stap 1) met de immuniteitsdrempelwaarden van de pacemaker of ICD de arbeidsgeneesheer of cardioloog kan garanderen dat er bij de blootstelling zoals ze tijdens het werk voorkomt geen interferentie optreedt, kan men de werknemer geruststellen en aan het werk laten gaan zonder extra maatregelen.

Als men geen uitsluitsel kan geven moet de individuele risicoanalyse verfijnd worden door bijkomende testen op de werkplek.

Stap 3. Klinische beoordeling van de EMI op de werkplek met ECG monitoring en telemetrie.

Indien men geen uitsluitsel kan geven over een eventueel risico kan men het mogelijks optreden van EMI uittesten op de werkvloer zoals beschreven in NBN EN 50527 (5,6) en door Souques et al (10). Dit mag enkel als de EMI geen ernstige schade kan toebrengen aan de pacemakerdrager en met diens toestemming. Hiervoor zijn specialisten (cardioloog en expert van de pacemakerfabrikant) en apparatuur die ter plekke direct, draadloos en nauwkeurig het hartritme kunnen bepalen (real time event monitoring by telemetry) nodig op de werkplek. Voor alle zekerheid moet ook een externe defibrillator ter beschikking zijn. Tevens moet een expert aanwezig zijn die een goed zicht heeft op de EM veldsterkten die in het bedrijf aanwezig zijn en die tegelijkertijd ook metingen van de EM veldsterkte kan uitvoeren ter hoogte van de werknemer tijdens de test. Men zal de pacemakerdrager van plaatsen met lage blootstelling laten bewegen naar de plaatsen met de hoogste blootstelling onder continu toezicht van zijn hartritme. Van zodra er interferentie optreedt moet de persoon terugkeren naar lagere veldsterkten. Nadien kunnen de in het toestel opgeslagen data afgelezen worden als extra controle. Op deze wijze kan een zone van direct gevaar aangeduid worden. Door toepassen van een extra veiligheidsfactor zal op basis hiervan een voor de pacemakerdrager verboden zone worden bepaald.

Indien de cardioloog deze procedure niet haalbaar vindt, moet men hem/haar vragen een alternatieve gelijkwaardige test voor te stellen.

Stap 4. Herhaling van de risicoanalyse

Het risico van elektromagnetische velden voor werknemers met cardiovasculaire actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen

De Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgezondheidskunde.
Werkgroep Wetenschappelijk Advies
Coördinator dr. Maurits De Ridder
10 juni 2016

Vraag

Wat moet ik als arbeidsgeneesheer doen wanneer bij een werknemer die blootgesteld is aan elektromagnetische velden, een pacemaker is geïmplanteerd? Hoe kan ik nagaan of hij zijn werk mag verderzetten?

Antwoord

Zoals in vele andere gevallen moet je informatie verzamelen en een specifieke risicoanalyse maken. Uit deze analyse zal meestal volgen dat de werknemer zijn werk mag verderzetten. Als het werk niet kan verdergezet worden zal men nagaan welke deeltaken niet meer kunnen uitgevoerd worden en/of welke restricties (bijvoorbeeld verbod om in een bepaalde zone te komen) moeten gegeven worden. De aanpak wordt hieronder verder uitgewerkt. Maar eerst een case-study om het probleem te duiden. Op het einde van deze tekst worden nog vier andere cases besproken.

Case-study

Mr. P, 50 jaar werkt in een elektriciteitscentrale als onderhoudstechnieker. Hij heeft een Medtronic Implanteerbare Cardioverter Defibrillator (ICD) ingeplant gekregen en wil terug aan het werk.

Zijn beroepsmatige blootstelling aan elektromagnetische velden werd beoordeeld en de hoogste blootstelling komt voor rond een 63 kV substation. Uit metingen blijkt het elektrisch veld steeds lager te zijn dan 3 kV/m. Deze waarde is lager dan de limiet voor volksgezondheid (5 kV/m). De hoogste magnetische veldsterkte ter hoogte van de ICD werd gemeten tegen de kabels (650 µT). Deze waarde is hoger dan de limiet voor volksgezondheid (100 µT) en lager dan het actieniveau voor werknemers (1000 µT).

Er werd een klinische risicobeoordeling op de werkplek uitgevoerd conform de procedure in EN 50527. Hieruit bleek dat er geen dysfunctie van de ICD optrad. Nadien volgde nog een telemetrische verificatie door de technieker van Medtronic. Hieruit bleek dat er zich geen enkel event had voorgedaan waardoor het detectiesysteem van de ICD verstoord kon worden. Het besluit was dat er zich op de werkpost geen problemen van elektromagnetische interferentie konden voordoen. De werknemer keerde terug naar zijn oorspronkelijke job. In een follow-up periode van 4 jaar werd geen enkel probleem gemeld.

Wetenschappelijk advies

Elektromagnetische velden (EMV) worden ingedeeld in statische velden, extreem lage frequenties (ELF) 0 – 300 Hz, intermediaire frequenties 300 Hz – 100 kHz en radiofrequenties 100 kHz – 100 GHz.

In onze leefomgeving is iedereen continu blootgesteld aan allerlei frequenties van het elektromagnetisch spectrum. Overal waar elektriciteit verbruikt wordt (woningen, kantoren, bedrijven) zijn er laagfrequente 50 Hertz elektrische en magnetische velden meetbaar. Intermediaire frequenties worden onder andere gebruikt voor diefstalpreventie in winkels en bibliotheken. Praktisch overal speelt de radio en is er gsm-ontvangst wat wil zeggen dat er radiofrequente velden aanwezig zijn.

De sterkte van de blootstelling verschilt van plaats tot plaats en ook in de tijd. In de directe nabijheid van sterke bronnen kunnen de veldsterkten hoog zijn.


Bron: FOD Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu

Voor de bescherming van de algemene bevolking zijn er referentieniveaus en basisrestricties die terug te vinden zijn in de Europese aanbeveling 1999/519/EG betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz tot 300 GHz (1). De normen voor de werknemers (actieniveaus en grenswaarden) staan in de Europese Richtlijn 2013/35/EU die is omgezet zijn in Belgische wetgeving via het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) (hoofdstuk in de Codex over het Welzijn op het Werk).

De blootstellingsnormen voor de werknemers beschermen niet tegen verstoring van pacemakers. Daarom is in het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 voorzien dat voor werknemers met actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen maatregelen genomen worden in functie van een individuele risicobeoordeling.

Cardiovasculaire elektronische apparaten zoals pacemakers en implanteerbare cardioverter-defibrillatoren (ICD) worden al geruime tijd geïmplanteerd bij personen met hartproblemen. De indicaties voor deze toestellen worden steeds uitgebreider. Ook bij jongere personen die nog werken worden deze toestellen voorgeschreven. Ongeveer 10 % van de pacemakers en 25 % van de ICD’s zijn geplaatst bij personen jonger dan 60 jaar. Het aantal werknemers met een pacemaker neemt continu toe.

Aangezien de cardiovasculaire implantaten elektronische toestellen zijn, zijn ze gevoelig voor elektromagnetische interferentie (EMI). Dit is een verstoring van de normale werking ten gevolge van een elektromagnetisch veld (EMV) gecreëerd door een ander elektronisch of elektrisch toestel. Hierdoor kan het hartritme verstoord worden. Zowel tachycardie als bradycardie (eventueel met presyncope of syncope) kunnen optreden. In zeldzame gevallen kan dit leiden tot ernstige negatieve effecten voor de drager zoals stilvallen van de pacemaker of een ongewenste shock bij een ICD. De fabrikanten hebben een hele reeks voorzorgsmaatregelen genomen om EMI te voorkomen. Naarmate de technologie evolueert, vermindert de gevoeligheid voor storingen. Maar in sommige situaties kan er in de directe nabijheid van een sterke EMV bron toch een interferentie optreden.

De kans op interferentie is afhankelijk van de kenmerken van het geïmplanteerde medisch hulpmiddel (type, design, materiaal, afscherming, programmering, filtereigenschappen, polariteit van de elektrodekabel, gevoeligheid van detectie, plaats van implantatie) en van de eigenschappen van het elektromagnetisch veld waar de drager vertoeft (3).

Sterke statische magnetische velden kunnen verplaatsing en torsie veroorzaken van ferromagnetisch materiaal. Hierdoor kan weefsel beschadigd worden.

Laagfrequente magnetische velden kunnen stroom induceren in geleidend materiaal zoals draden. Deze stroom kan resulteren in verstoring van het elektronisch circuit of het detectiesysteem waardoor het toestel tijdelijk uitvalt. Magnetische velden tot ongeveer 10 kHz kunnen in het toestel binnendringen en een stroomspanning veroorzaken in het elektrisch circuit met storing van de normale werking of zelfs schade aan de elektronische componenten voor gevolg. Andere mogelijke effecten zijn directe stimulatie van de hartspier en, in geval van een gesloten kring, opwarming van geleiders met interne brandwonden tot gevolg.

Als ze blootgesteld worden aan radiofrequente velden kunnen de draden optreden als antennes waarin de velden een stroomspanning induceren en hierdoor de detectiecapaciteiten van het toestel verstoren. Radiofrequente velden kunnen ook weefselopwarming en eventueel interne brandwonden veroorzaken door inductieve opwarming van het implant. Boven 3 GHz is interferentie niet mogelijk als aan de blootstellingsgrenswaarde is voldaan.

Bronnen van EMI kan men tegenkomen in het dagelijkse leven (bijvoorbeeld metaaldetectoren, anti-diefstal poortjes, statische magneten), in ziekenhuizen (bijvoorbeeld MRI-scan, elektrochirurgie) en op de werkplek.

Volgens het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) moet er voor werknemers met actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen een individuele risicoanalyse gemaakt worden om na te gaan of interferentie mogelijk is. Indien dit het geval is, zal men maatregelen moeten nemen om een interferentie te voorkomen. Zowel de risicoanalyse als de genomen preventiemaatregelen moeten behoorlijk gedocumenteerd zijn en in een passende traceerbare vorm bewaard worden.

De betrokken werknemer moet goed geïnformeerd worden.

Wanneer werknemers met een pacemaker of ICD tijdens hun werk enkel worden blootgesteld aan elektromagnetische veldsterkten die lager zijn dan de referentieniveaus van de Europese aanbeveling voor de algemene bevolking (1), is er enkel in zeer uitzonderlijk gevallen een risico op EMI.

In de werkomgeving zijn de elektromagnetische velden zelden zo sterk dat een werknemer na een implantatie van een pacemaker of ICD zijn werk niet kan verder zetten. Toch zijn er een aantal werksituaties waar de kans op EMI reëel is en waar men een individuele risicoanalyse zal moeten maken. Voorbeelden van deze situaties zijn (4):

Draadloze communicatie

  • Gebruik van draadloze telefoons (inclusief basisstations voor draadloze DECT-telefoons)
  • Gebruik van mobiele telefoons
  • Gebruik van toestellen voor draadloze communicatie (bv. wifi of Bluetooth) inclusief toegangspunten voor WLAN

Kantoor

  • Audiovisuele apparatuur met radiofrequentiezenders

Infrastructuur (gebouwen en terreinen)

  • Basisstationantennes, binnen de aangegeven verboden zone van de operator
  • Gebruik van elektrisch tuingereedschap
  • Verlichtingsapparatuur, energievoorziening via radiofrequenties of microgolven

Beveiliging

  • Artikelbeveiligingssystemen en RFID (radio frequency identification)
  • Erasers, tape of harde schijf
  • Metaaldetectors

Elektriciteitsvoorziening

  • Elektrisch circuit waarbij de geleiders zich dicht bij elkaar bevinden en met een nettostroom van meer dan 100 A — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Elektrische circuits binnen een installatie, met een fasestroom van meer dan 100 A voor het individuele circuit — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Elektrische installaties, met een fasestroom van meer dan 100 A — omvat bedrading, schakel- en verdeeltoestellen, transformators enz. — blootstelling aan magnetische velden
  • Werk aan aggregaten en noodaggregaten
  • Omvormers, inclusief die op fotovoltaïsche systemen
  • Bovengrondse ongeïsoleerde geleider met een spanning van meer dan 100 kV of bovenleiding van meer dan 150 kV, boven de werkplek — blootstelling aan elektrische velden
  • Werk aan windturbines

Lichte industrie

  • Handmatige booglasprocessen (inclusief MIG (metaal inert gas), MAG (metaal actief gas), TIG (wolfraam inert gas) bij het volgen van goede praktijken en wanneer de kabel niet op het lichaam rust
  • industriële en grote professionele acculaders
  • Coronaoppervlaktebehandelingsapparatuur
  • Diëlektrische verwarming
  • Diëlektrisch lassen
  • Elektrostatische verfapparatuur
  • Smeltovens, weerstandsverhitting
  • Gebruik van lijmpistolen
  • Gebruik van hittepistolen
  • Inductieverhitting
  • Inductieverhittingssystemen, geautomatiseerd, foutopsporing en reparatie in dichte nabijheid van de EMV-bron
  • Inductieve verzegelingsapparatuur
  • Inductief solderen
  • Machinegereedschap (bv. kolomboren, slijpmachines, draaibanken, freesbanken, zagen)
  • Magnetische deeltjesinspectie (scheurdetectie)
  • Industriële magnetisator/demagnetisator, (inclusief tape-erasers)
  • Microgolfverhitting en -droging in houtbewerkingssectoren (drogen van hout, vormen van hout, lijmen van hout)
  • RF-plasmatoestellen inclusief vacuümdepositie en sputteren
  • Gebruik van gereedschap (elektrisch hand- en verplaatsbaar gereedschap bv. boren, schuurmachines, cirkelzagen en haakse slijpers)
  • Lassystemen, geautomatiseerd, foutopsporing, reparatie en opleiding in dichte nabijheid van EMV-bron
  • Handmatig weerstandlassen, (puntlassen, naadlassen)

Zware industrie

  • Industriële elektrolyse,
  • Ovens, boogsmelten
  • Ovens, inductiesmelten (kleinere ovens hebben doorgaans hogere toegankelijke velden dan grote ovens)

Bouw

  • Werk in dichte nabijheid van bouwapparatuur (bv. betonmolens, trilmachines, hefwerktuigen enz.)
  • Microgolfdrogen in de bouwindustrie

Medisch

  • Medische apparatuur die EMV gebruikt voor diagnose en behandeling (bv. kortegolfdiathermie, transcraniële magnetische stimulatie)

Vervoer

  • Motorvoertuigen en fabriek — werk in dichte nabijheid van starter, wisselstroomdynamo, ontstekingssystemen
  • Radar, luchtverkeersleiding, militair, weer en lange afstand
  • Elektrisch aangedreven treinen en trams

Diversen

  • Omroepzenders en -apparatuur (radio en tv: LF, MF, HF, VHF, UHF)
  • Apparatuur die statische magnetische velden genereert > 0,5 millitesla, elektrisch gegenereerd of op basis van permanente magneten (bv. magneetplaten, -tafels en -banden, hefmagneten, magneethouders, -naamplaatjes, -badges)
  • Hoofdtelefoons die sterke magnetische velden produceren
  • Professionele Inductiekookapparatuur
  • Radio’s, zending en ontvangst (bv. walkietalkies, autoradio’s)
  • Zenders op accu.

Het doel van de individuele risicoanalyse (en eventuele maatregelen) is de werknemer onbezorgd terug aan het werk te laten gaan (eventueel met restricties: verbod om in een bepaalde zone te komen).

De individuele risicoanalyse voor werknemers met een pacemaker of ICD verloopt in stappen.

Stap 1. Bepaling van de EMV bronnen en de maximale blootstelling van de werknemer.

Het raadplegen van de algemene risico-evaluatie van EMV op de werkvloer kan een eerste idee geven over de blootstelling aan EMV op de werkplek van de betrokken werknemer. Volgens de wetgeving (2) moet de werkgever beschikken over een evaluatie van alle risico’s voor de gezondheid en de veiligheid waaraan de werknemers zijn blootgesteld als gevolg van de EMV op de arbeidsplaats. Hiervoor moet hij vaststellen in hoeverre er sprake is van EMV op de arbeidsplaats en de blootstelling beoordelen aan de hand van relevante praktische handleidingen zoals de niet-bindende praktische handleiding van de Europese Commissie (4) of gegevensdatabanken. Indien nodig meet of berekent hij de niveaus van EMV waaraan de werknemers zijn blootgesteld. Deze risicoanalyse moet naar behoren gedocumenteerd zijn.

Op basis van deze risicoanalyse kan men op twee manieren tot het besluit komen dat er geen risico op interferentie is: via een lijst van veilige installaties en via meetgegevens.

In Tabel 1 van de NBN EN 50527-1 (5) en Tabel A.1 van NBN EN 50527-2-1 (6) wordt een lijst van installaties en toestellen gegeven waarvan de uitgestraalde EMV niet in staat zijn EMI van pacemakers en ICD’s te veroorzaken. In Tabel 3.2. van de niet-bindende praktische handleiding van de Europese Commissie (4) staat een lijst van werkactiviteiten, apparatuur en werkplekken voor dewelke een specifieke risicoanalyse niet nodig is. Als alle installaties in het bedrijf op deze lijst voorkomen en de pacemakerdrager van zijn cardioloog geen speciale waarschuwingen heeft gekregen over specifieke verhoogde gevoeligheid van zijn pacemaker, kan men besluiten dat er geen risico is. Als er een EMV uitstralende installatie of toestel is welke niet in de lijst staat zal voor deze installatie een specifieke risicoanalyse moeten opgemaakt worden zoals voorzien in Stap 2.

Voor de tweede manier moet men beschikken over blootstellingsgegevens. Wanneer uit de algemene risicoanalyse blijkt dat de blootstelling van de betrokken werknemer nooit 0,5 mT voor het statisch magnetisch veld of het referentieniveau voor het algemeen publiek (1) voor de andere frequenties overschrijdt kan men besluiten dat er geen risico op EMI is (ook hier voor zover de persoon van zijn cardioloog geen speciale waarschuwing heeft gekregen over verhoogde gevoeligheid). Er is voldoende evidentie uit recente provocatieonderzoeken (7,8) dat pacemakers en ICD’s niet verstoord worden onder deze limieten.

Indien de referentieniveaus voor het algemeen publiek toch overschreden kunnen worden moet men gegevens verzamelen voor Stap 2. Men moet nagaan voor welke frequenties de overschrijding mogelijk is en hoe groot de maximale blootstelling is. Indien nodig zal men hier bijkomende metingen moeten uitvoeren om een zeker en correct beeld te hebben van de blootstelling van de werknemer in kwestie. Deze metingen moeten uitgevoerd worden ter hoogte van de thorax en men moet zoeken naar de hoogste waarden op de plaatsen waar de werknemer voor zijn werk aanwezig is of kan zijn (worst case situatie). Deze gegevens zijn nodig voor de informatievraag in Stap 2.

Stap 2. Bepaling van de immuniteit voor EMI van het implantaat.

Fabrikanten van pacemakers en ICD’s moeten voor het op de markt brengen van deze toestellen door testen aantonen dat hun toestellen voldoen aan de productnorm NBN EN 44502 (9). De fabrikant beschikt dus over redelijk wat informatie betreffende de kans op EMI van zijn toestel. De arbeidsgeneesheer moet bij de cardioloog die het toestel geplaatst heeft informatie opvragen die kan helpen om het risico in te schatten (zoals polariteit van de electrodekabels, bedrijfsmodus, geprogrammeerde gevoeligheid). Sommige informatie is te vinden op de pacemaker pass. De immuniteitsdrempelwaarden voor specifieke frequenties EMV zouden bij de technische dienst van de pacemakerfirma moeten gekend zijn.

Als op basis van de vergelijking van de maximale blootstelling op het werk (documentatie van Stap 1) met de immuniteitsdrempelwaarden van de pacemaker of ICD de arbeidsgeneesheer of cardioloog kan garanderen dat er bij de blootstelling zoals ze tijdens het werk voorkomt geen interferentie optreedt, kan men de werknemer geruststellen en aan het werk laten gaan zonder extra maatregelen.

Als men geen uitsluitsel kan geven moet de individuele risicoanalyse verfijnd worden door bijkomende testen op de werkplek.

Stap 3. Klinische beoordeling van de EMI op de werkplek met ECG monitoring en telemetrie.

Indien men geen uitsluitsel kan geven over een eventueel risico kan men het mogelijks optreden van EMI uittesten op de werkvloer zoals beschreven in NBN EN 50527 (5,6) en door Souques et al (10). Dit mag enkel als de EMI geen ernstige schade kan toebrengen aan de pacemakerdrager en met diens toestemming. Hiervoor zijn specialisten (cardioloog en expert van de pacemakerfabrikant) en apparatuur die ter plekke direct, draadloos en nauwkeurig het hartritme kunnen bepalen (real time event monitoring by telemetry) nodig op de werkplek. Voor alle zekerheid moet ook een externe defibrillator ter beschikking zijn. Tevens moet een expert aanwezig zijn die een goed zicht heeft op de EM veldsterkten die in het bedrijf aanwezig zijn en die tegelijkertijd ook metingen van de EM veldsterkte kan uitvoeren ter hoogte van de werknemer tijdens de test. Men zal de pacemakerdrager van plaatsen met lage blootstelling laten bewegen naar de plaatsen met de hoogste blootstelling onder continu toezicht van zijn hartritme. Van zodra er interferentie optreedt moet de persoon terugkeren naar lagere veldsterkten. Nadien kunnen de in het toestel opgeslagen data afgelezen worden als extra controle. Op deze wijze kan een zone van direct gevaar aangeduid worden. Door toepassen van een extra veiligheidsfactor zal op basis hiervan een voor de pacemakerdrager verboden zone worden bepaald.

Indien de cardioloog deze procedure niet haalbaar vindt, moet men hem/haar vragen een alternatieve gelijkwaardige test voor te stellen.

Stap 4. Herhaling van de risicoanalyse

De resultaten van de risicoanalyse moeten up to date gehouden worden. Bij elke wijziging in de situatie moet er nagegaan worden of hierdoor niet een risico ontstaat. Dit moet gebeuren

  • bij wijzigen van de instellingen van de pacemaker of ICD en het plaatsen van een nieuw toestel;
  • bij verhoging van de blootstelling;
  • indien er zich een vermoeden van interferentie heeft voorgedaan.

Provocatietesten in het laboratorium

Om de interferentie van een pacemaker of ICD door 50 Hz elektrische en magnetische velden te bepalen, kan men gebruik maken van provocatietesten in een labo. Hierbij wordt de persoon met pacemaker in de aanwezigheid van een ingenieur en cardioloog blootgesteld aan stijgende 50 Hz elektrische en magnetische velden die opgewekt worden door een Helmholtz spoel. Tijdens deze test is er een continu registratie van het ECG en de werking van de pacemaker. De blootstelling gebeurt onder worst case situatie (maximale koppeling met het lichaam) en gaat van achtergrondblootstelling tot 2,5 mT voor het magnetisch veld en 30 kV/m voor het elektrisch veld. Dus niveaus die hoger liggen dan de lage actieniveaus van het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) voor werknemers (1 mT en 10 kV/m). Op deze wijze bepaalt men de laagste interferentiedrempel.

Deze provocatietesten worden uitgevoerd in het Research Center for Bioelectromagnetic Interaction in Aken, Duitsland (7,8). Uit hun databank (tabel hieronder) blijkt dat bij blootstelling aan het lage actieniveau (1 mT en 10 kV/m, de blootstellingsgrens die op het werk in principe niet mag overschreden worden zonder preventiemaatregelen) en bij nominale gevoeligheid van de pacemaker 92 % van de pacemakers en 95 % van de ICD’s geen interferentie vertoont.

Number of disturbed implants

2.5 mT and 30 kV/m 1 mT and 10 kV/m
defibrillator pacemaker defibrillator pacemaker
Maximum sensitivity 41% 73% 6% 48%
Nominal sensitivity 19% 36% 5 8%

De overgrote meerderheid mag dus zonder restrictie zijn vroegere werk verder zetten na een implantatie. Uit deze testen bleek ook dat er bij blootstellingen onder de limieten voor de algemene bevolking geen interferentie optrad.

Waarschuwingsapparaten

Verschillende toestellen die een akoestische of optische waarschuwing geven voor EMV die EMI kunnen veroorzaken, worden commercieel aangeboden. Ze moeten pacemaker- en ICD-dragers helpen om risicozones te vermijden.

Hiervoor moeten deze apparaten continu het volledige elektromagnetische spectrum (0 tot 3 GHz) meten. Het is zeer de vraag of deze complexe metingen voldoende precies en correct kunnen uitgevoerd worden (11). Aangezien de immuniteit van actieve cardiovasculaire implantaten sterk kan verschillen volgens het type (unipolaire pacemaker, bipolaire pacemaker, ICD) is het ook te verwachten dat er in nogal wat gevallen veel te vroeg een waarschuwing zal gegeven worden waardoor werknemers onterecht gewaarschuwd worden.

Gekende immuniteitsdrempelwaarden

In de literatuur zijn verschillende studies te vinden die de interferentie door diverse toestellen en installaties onderzocht hebben. In de praktijk is de afstand van de pacemaker tot de EMV-bron de cruciale factor voor het al dan niet optreden van EMI. Vandaar dat soms veilige afstanden worden voorgesteld. Omdat de immuniteit van de pacemakers en ICD’s in de loop der jaren verbeterd is, zijn oudere studies soms niet meer relevant.

Enkele voorbeelden

Zeer lage frequenties (50 Hz) verstoren normaal gezien geen pacemakers als de blootstelling lager is dan de referentiedrempels voor de algemene bevolking zijnde 100 µT en 5 kV/m (1). Onder hoogspanningslijnen en naast hoogspanningscabines kan er enkel in zeer uitzonderlijke gevallen (400 kV, unipolaire configuratie, gevoelige modus) een probleem zijn.

Wifi, routers en smart meters zullen meestal geen EMI veroorzaken maar voor de sterkste bronnen wordt een veiligheidsafstand van 15 cm voorgesteld. GSM-toestellen zijn zeker veilig op een afstand van meer dan 15 cm van de pacemaker. Voor inductieovens in de keuken is EMI niet mogelijk op afstanden van meer dan 25 cm.

Er zijn verschillende interferenties gemeld aan metaaldetectie en antidiefstal poorten.

Voor statische magnetische velden is er in het Koninklijk Besluit van 20 mei 2016 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van elektromagnetische velden op het werk (2) een actieniveau van 0,5 mT specifiek voor personen met actieve geïmplanteerde hulpmiddelen zoals pacemakers.

Statische elektrische velden dringen het lichaam niet binnen en stellen dus geen probleem voor de implantaten.

Andere case-studies

Vijf cases van werknemers met een ICD, beschreven door Dr. Martine Souques, arbeidsgeneesheer van EDF, Frankrijk (10, 12). Met haar toestemming overgenomen en vertaald.

Mr. P, 50 jaar.

Zie hoger.

Mr. B, brandweerman.

Mr. B is brandweerman. Hij heeft een ICD geïmplanteerd gekregen en mag van zijn arbeidsgeneesheer het werk niet meer hervatten. De wagens van de brandweer zijn uitgerust met telecommunicatiesystemen die radiofrequenties uitzenden en de arbeidsgeneesheer vreest interferentie. Met akkoord van de cardioloog wordt een klinische evaluatie op de werkvloer uitgevoerd. De ICD wordt getest in de verschillende voertuigen van het korps. Verschillende bronnen werden geïdentificeerd: zendsystemen 380-400 MHz met verschillende vermogens (2 W, 12 W en 24 W) en verschillende antennes en 50 Hz elektrogeengroepen. De hoogste gemeten waarde voor 50 Hz was tegen de electrogeengroep en bedroeg 5 µT (limiet volksgezondheid is 100 µT). In de brandweerwagens werden voor de band 380 – 400 MHz, als alle zenders op maximale kracht werkten, maxima van 24 tot 32 V/m gemeten op de zitplaats van de transmissiekamer (de limiet voor volksgezondheid is 28 V/m). Op alle andere plaatsen is het minder. In de continu telemetrische controle door de fabrikant van de ICD werd geen enkele dysfunctie van de ICD waargenomen. Mr.B werd geschikt verklaard.

Mr. B, 29 jaar.

Mr. B, 29 jaar is een elektricien die zorgt voor het onderhoud van brandalarmen in verschillende bedrijven. Hij heeft een Saint Jude ICD gekregen. Voor zijn werk moet hij ook onderhoud en controles doen in een elektriciteitscentrale. Hij maakt zich zorgen over eventuele interferentieproblemen.

Zijn cardioloog zegt dat hij niet mag blootgesteld worden aan elektromagnetische velden en wil ook niet meewerken aan verder onderzoek rond mogelijke EMI van de ICD. De arbeidsgeneesheer van het alarm-bedrijf wil nagaan of er werkelijk een probleem is vooraleer een beslissing ongeschiktheid te geven. Om de blootstelling van mr. B tijdens zijn normale werk te kennen worden metingen uitgevoerd op de collega van Mr. B (zonder ICD) die zijn werk heeft overgenomen. Op alle plaatsen waar Mr. B voor zijn werk kan komen werd er gemeten. Het elektrisch veld was overal lager dan 3 kV/m (lager dan de limiet voor volksgezondheid). De hoogst gemeten waarde van het magnetisch veld was 180 µT. Op basis van de metingen kon een zone (tegen een elektrische cabine) aangeduid worden waar de limiet voor volksgezondheid (100 µT) overschreden wordt. De arbeidsgeneesheer verklaarde de werknemer geschikt om zijn job verder uit te voeren met de restrictie niet in de vastgestelde zone te komen.

Mr. D, 33 jaar.

Mr. D, 33 jaar heeft een Medtronic Maximo ICD. Hij krijgt in zijn bedrijf een nieuwe (hogere) functie aangeboden waarbij hij taken moet uitvoeren in 225/400 kV transformatorcabines. Hij gaat naar de arbeidsgeneesheer wegens werkpostverandering. Er werd een klinische evaluatie gepland met de cardioloog, de technicus van Medtronic en de arbeidsgeneesheer. Op het laatste moment kan de cardioloog niet komen. De arbeidsgeneesheer neemt de verantwoordelijkheid om de test toch te laten doorgaan en eventueel in te staan voor eerste hulp. De maximale blootstelling van de ICD aan de transformator was 12,2 kV/m en 76 µT. De ICD werd niet verstoord. De werknemer werd geschikt verklaard.

Mr. A, meteropnemer

Mr. A is meteropnemer van de tellers bij industriële cliënten van een elektriciteitsleverancier. Hij heeft na een hartinfarct een ICD gekregen. Als hij terug aan het werk wil gaan, krijgt hij van de arbeidsgeneesheer een geschiktheidsbeperking: hij moet steeds minimum 50 cm afstand houden van elektriciteitskabels. Hierdoor wordt hij de facto ongeschikt. Daarom wordt een individuele risicobeoordeling uitgevoerd. De cardioloog is akkoord en er wordt een klinische risico-evaluatie op de werkvloer uitgevoerd. De arbeidsgeneesheer heeft in overleg met het bedrijf vijf representatieve werkposten uitgekozen. Door het bekijken van het stroomverbruik tijdens de laatste drie weken voor het onderzoek kon vastgesteld worden op welke tijdstippen het verbruik (en derhalve ook de magnetische veldsterkte rond de kabels) het grootst is. De metingen werden uitgevoerd op momenten dat het verbruik dicht bij het maximum lag. De magnetische veldsterkten op de werkpost ter hoogte van de ICD gingen van 10 tot 70 µT. Tegen genaakbare kabels werden waarden tot 840 µT gemeten. De hoogst mogelijke magnetische veldsterkte ter hoogte van de ICD was 200 µT. Er werd geen enkel dysfunctie van de ICD vastgesteld. De geschiktheidsbeperking werd door de arbeidsgeneesheer opgeheven. De ICD van Mr. A is uitgerust met een afstandsbewaking die elke nacht de tijdens de vorige 24 uur geregistreerde events doorstuurt naar de fabrikant. In de eerste maanden na het hervatten van zijn werk werd geen enkel dysfunctie geregistreerd. Dit bevestigt de correctheid van de herziening van de beslissing van de arbeidsgeneesheer.

Referenties

  1. Recommandation du Conseil, du 12 juillet 1999, relative à la limitation de l’exposition du public aux champs électromagnétiques (de 0 Hz à 300 GHz). Journal officiel n° L 199 du 30/07/1999 p. 0059 – 0070.
  2. Arrêté Royal de 20 mai 2016 relatif à la protection de la santé et de la sécurité des travailleurs contre les risques liés aux champs électromagnétiques sur le lieu de travail. Moniteur Belge du 10 juin 2016 p. 35273 – 92.
  3. Beinart R, Nazarian S. Effects of external electrical and magnetic fields on pacemakers and defibrillators. Circulation. 2013;128:2799-809.
  4. Commission européenne (2015) : Guide non contraignant de bonnes pratiques pour la mise en oeuvre de la directive 2013/35/UE – « Champs électromagnétiques » – Volume 1 – Guide pratique.
  5. NBN EN 50527-1. Procédure pour l’évaluation de l’exposition des travailleurs porteurs de dispositifs médicaux implantables actifs aux champs électromagnétiques – Partie 1 : Généralités (janvier, 2010).
  6. NBN EN 50527-2-1. Procédure pour l’évaluation de l’exposition des travailleurs porteurs de dispositifs médicaux implantables actifs aux champs électromagnétiques – Partie 2-1 : Spécification d’évaluation pour les travailleurs avec un simulateur cardiaque (août, 2011).
  7. Napp A, Stunder D, Maytin M, Kraus T, Marx N, Driessen S. Are patients with cardiac implants protected against electromagnetic interference in daily life and occupational environment? European Heart Journal, 2015;36(28):1798-804.
  8. Napp A, Joosten S, Stunder D, Knackstedt C, Zink M, Bellmann B, Marx N, Schauerte P, Silny J. Electromagnetic interference with implantable cardioverter-defibrillators at power frequency: an in vivo study. Circulation. 2014;129(4):441-50.
  9. NBN EN 44502. Dispositifs médicaux implantables actifs. Règles de sécurité.
  10. Souques M, Magne I, Lambrozo J. Implantable cardioverter defibrillator and 50-Hz electric and magnetic fields exposure in the workplace. Int Arch Occup Environ Health 2011; 84(1):1-6.
  11. Deutsche Gesetzliche Unfallversicherung. Beeinflussung von Implantaten durch elektromagnetischer Felder. BGI/GUV-I 5111 (2012).
  12. Souques, M., Magne, I., Trigano, A., Frank, R., Héro, M., Schmitt, P., Nadi, M., Audran, F., Lambrozo, J. Implants cardiaques et exposition aux champs électromagnétiques 50 Hz en environnement professionnel. Archives des Maladies Professionnelles et de l’Environnement, 2008;69:547-552.

Documenten & Links

Andere informatie dat u wellicht interessant zult vinden ...

Share