Studies betreffende residentiële blootstelling

HET VERBAND TUSSEN HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE DEKENS EN DE PREVALENTIE VAN ENDOMETRIUM KANKERS.
Abel EL, Hendrix SL, McNeeley GS, O’Leary ES, Mossavar-Rahmani Y, Johnson SR,
Kruger M.
Eur J Cancer Prev. 2007; 16:243-250.

Het doel van deze studie was de relatie te bestuderen tussen het gebruik van elektrische dekens en de prevalentie van endometrium kanker. Informatiebronnen opgenomen in de Women’s Health Initiative Observational Data Set (n=93.676) werd gebruikt om de factoren geassocieerd met endometrium kanker te onderzoeken.

Het gebruik van elektrische dekens was geassocieerd met een 15% hogere prevalentie (OR = 1,15, 95% betrouwbaarheidsinterval: 1,03 – 1,27). Na controle van andere variabelen die significant geassocieerd waren met endometrium kanker was het gebruik van elektrische dekens gedurende 20 jaar of meer geassocieerd met een 36% hogere prevalentie (OR=1,36, 95% betrouwbaarheidsinterval; 1,16 – 1,59). Alhoewel de exacte blootstellingsduur niet kon bepaald worden, kan men toch besluiten dat vrouwen die elektrische dekens gedurende meer dan 20 jaar gebruiken een significant hogere prevalentie van endometrim kanker hebben.

 DE GEVOELIGHEID VAN GERAPPORTEERDE EFFECTEN VAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN OP LEUKEMIE BIJ KINDEREN, VOOR ONGECONTROLEERDE CONFOUNDING DOOR RESIDENTIËLE MOBILITEIT: EEN HYBRIDE SIMULATIESTUDIE EN EEN EMPIRISCHE ANALYSE MET BEHULP VAN CAPS-GEGEVENS.
Amoon AT, Arah OA, Kheifets L.
Cancer Causes Control. 2019 Aug; 30 (8): 901-908.

Residentiële mobiliteit wordt beschouwd als een potentiële bron van confounding in onderzoeken naar omgevingsblootstellingen, inclusief in onderzoeken naar blootstelling aan elektromagnetische velden (EMV) en leukemie bij kinderen. De auteurs presenteren een hybride simulatieonderzoek waarbij ze een synthetische dataset simuleren op basis van een bestaand onderzoek en deze gebruiken om de gevoeligheid van EMF-leukemie-associaties voor verschillende scenario’s van ongecontroleerde confounding door mobiliteit te beoordelen onder twee belangrijke hypothesen van infectieuze etiologie van kinderleukemie. Vervolgens gebruikten ze de bevindingen om gevoeligheidsanalyse uit te voeren en empirisch de potentiële bias als gevolg van niet-gemeten mobiliteit in de dataset California Power Line Study te compenseren. Zoals verwacht, hoe sterker de veronderstelde relatie tussen mobiliteit en blootstelling en uitkomst, hoe groter de potentiële bias. Geen enkel scenario creëerde echter een bias die sterk genoeg was om eerder waargenomen associaties volledig te verklaren.

Conclusies: Ongecontroleerde confounding door residentiële mobiliteit had enig effect op het geschatte effect van EMF-blootstellingen op leukemie bij kinderen, maar het is onwaarschijnlijk dat dit de primaire verklaring was voor eerder waargenomen grotendeels consistente, maar onverklaarbare associaties.

RESIDENTIËLE MOBILITEIT EN LEUKEMIE BIJ KINDEREN.
Amoon AT, Oksuzyan S, Crespi CM, Arah OA, Cockburn M, Vergara X, Kheifets L.
Environ Res. 2018 Mar 22; 164: 459-466.

Onderzoek naar milieublootstellingen en leukemie bij kinderen houdt meestal geen rekening met mobiliteit in woongebieden. Maar naast het feit dat het een potentiële risicofactor is, kan mobiliteit in dergelijke studies selectiebias, confounding of meetfouten veroorzaken. De auteurs proberen het effect van mobiliteit te ontrafelen met behulp van gegevens die zijn verzameld in de California Powerline Study (CAPS). Ze analyseerden gegevens van een populatie-gebaseerde case-control studie van leukemie bij kinderen met behulp van gevallen die werden geboren in Californië en met een diagnose tussen 1988 en 2008, en geboorteakte controles. Ze gebruikten gestratificeerde logistische regressie, case-only analyse en propensity-score aanpassingen om voorspellers van residentiële mobiliteit tussen geboorte en diagnose te beoordelen en rekening te houden met mogelijke verstoringen als gevolg van residentiële mobiliteit.

Kinderen die verhuisden, waren meestal ouder, woonden in andere huizen dan eengezinswoningen, hadden jongere moeders en minder broers en zussen en hadden een lagere sociaaleconomische status. Odds ratio’s voor leukemie bij niet-movers die <50 meter (m) van een 200+ kilovolt-lijn leven (OR: 1,62; 95% CI: 0,72-3,65) en voor berekende velden ≥ 0,4 microTesla (OR: 1,71; 95% CI: 0.65-4.52) waren iets hoger dan eerder gerapporteerde algemene resultaten. Aanpassingen voor propensity-scores op basis van alle variabelen die voorspellend zijn voor mobiliteit, waaronder woningtype, verhoogden de odds ratio’s voor leukemie tot 2,61 (95% BI: 1,76-3,86) voor wonen <50 m vanaf een 200+ kilovolt-lijn en tot 1,98 (1,11-3,52 ) voor berekende velden. Individuele of propensity-score-aanpassingen voor alle variabelen, behalve het type woning, hebben de schattingen van blootstelling door hoogspanningslijnen op kinderleukemie niet wezenlijk veranderd.

Conclusies: De residentiële mobiliteit van gevallen van leukemie bij kinderen varieerde met verschillende sociodemografische kenmerken, maar niet met de afstand tot de dichtstbijzijnde elektriciteitsleiding of berekende magnetische velden. Mobiliteit lijkt een onwaarschijnlijke verklaring voor de associaties die tussen blootstelling aan hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen zijn vastgesteld.

 NABIJHEID TOT EXTREEM LAGE FREQUENTIE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN VAN DE MOEDER EN RISICO OP AANGEBOREN AFWIJKINGEN.
Auger N, Arbor L Luo W, Lee GE, Bilodeau-Bertrand M, Kosatsky T.
Eur J Epidemiol. 2019 Jul; 34 (7): 689-697.

Oorzaken van aangeboren afwijkingen zijn onduidelijk en de associatie met elektromagnetische velden is niet overtuigend. De auteurs beoordeelden de relatie tussen de woonomgeving en extreem laagfrequente elektromagnetische velden van stroomnetten en het risico op geboorteafwijkingen. Ze analyseerden een populatie-gebaseerde steekproef van 2.164.246 zuigelingen geboren in Quebec, Canada tussen 1989 en 2016. De postcode moederlijke bij de geboorte werd gegeocodeerd en de afstand tot de dichtstbijzijnde elektrische hoogspanningslijn of transformatorstation werd berekend. Een log-binomiale regressie voor het schatten van risicoverhoudingen (RR) en 95% betrouwbaarheidsintervallen (CI) voor de associatie van residentiële nabijheid van transmissielijnen en transformatorstations met geboorteafwijkingen werd gebruikt, gecorrigeerd voor moeder- en babykenmerken. De prevalentie van aangeboren afwijkingen binnen 200 m van een transmissielijn (579,4 per 10.000 per levendgeborene) was slechts iets hoger in vergelijking met verder weg gelegen afstanden (568,7 per 10.000). Een vergelijkbare trend werd gezien voor transformatorstations. In vergelijking met 200 m was een afstand van 50 m niet geassocieerd met het risico op geboorteafwijkingen voor transmissielijnen (RR 1,00, 95% CI 1,00-1,01) en transformatorstations (RR 1,01, 95% CI 1,00-1,03). Er was geen consistente associatie als geboorteafwijkingen in verschillende orgaansystemen onderzocht werden.

Conclusies: De auteurs hebben geen bewijs gevonden dat de nabijheid van extreem lage frequentie elektromagnetische velden van elektriciteitsnetten het risico op geboorteafwijkingen verhoogt. Vrouwen die in de buurt van elektriciteitsnetten wonen, kunnen gerustgesteld worden dat een effect op het risico op aangeboren afwijkingen onwaarschijnlijk is.

 RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP EN HET RISICO OP KINDERKANKER: EEN LONGITUDINALE COHORTSTUDIE.
Auger N, Bilodeau-Bertrand M, Marcoux S, Kosatsky T.
Environ Res. 2019 Jun 7; 176: 108524.

De auteurs beoordeelden of blootstelling aan elektromagnetische velden tijdens de zwangerschap het risico op kanker bij kinderen verhoogt. Ze bestudeerden een retrospectief cohort van 784.944 pasgeborenen in Quebec, Canada tussen 2006 en 2016, die een decennium na de geboorte werden gevolgd voor kanker. De blootstellingen was de residentiële afstand tot de dichtstbijzijnde hoogspanningstransformatorstation en transmissielijn. De incidentie van kanker bij kinderen, en geschatte hazard ratio’s en 95% betrouwbaarheidsintervallen (CI) werden bepaald in Cox proportionele gevarenregressiemodellen, gecorrigeerd voor moeder- en geboortekenmerken. Er waren 1114 gevallen van kanker tijdens 4.647.472 persoonsjaren follow-up. Residentiële nabijheid van transformatorstations werd geassocieerd met een iets groter risico op kanker, maar er was geen verband met transmissielijnen. Vergeleken met 200 m werd een afstand van 80 m vanaf een transformatorstation geassocieerd met een hazard ratio van 1,08 (95% BI 0,98, 1,20) voor elke kanker, 1,04 (95% CI 0,88, 1,23) voor hematopoietische kanker en 1,11 ( 95% BI 0,99, 1,25) voor solide tumoren.

Conclusies: Residentiële nabijheid van transformatorstations wordt geassocieerd met een borderline-risico op kinderkanker, maar de afwezigheid van een verband met transmissielijnen suggereert geen oorzakelijk verband.

DE RELATIE TUSSEN RESIDENTIËLE NABIJHEID VAN EXTREEM-LAAGFREQUENTE HOOGSPANNINGSLIJNEN EN ONGUNSTIGE GEBOORTE KARAKTERISTIEKEN.
Auger N , Joseph D , Goneau M , Daniel M.
J Epidemiol Community Health . 2011 ; 65 : 83-85.

Beroepsmatige blootstelling aan elektromagnetische velden is gekoppeld aan ongunstige geboorte resultaten . Deze studie onderzocht of residentiële nabijheid van hoogspanningslijnen van de moeder geassocieerd is met negatieve effecten voor de geboorte van haar kinderen .

Levende eenling geboorten in de Montreal en Quebec grootstedelijke gebieden van 1990 tot 2004 werden uit het Quebec geboorte bestand (N = 707.215) gehaald. Nabijheid tot hoogspanningslijnen is gedefinieerd als wonen binnen de 400 m van een transmissie lijn . Gegeneraliseerde schattingsvergelijkingen werden gebruikt om associaties tussen residentiële nabijheid van hoogspanningslijnen en vroeggeboorte (VG), een laag geboortegewicht (LGG), klein -voor -de-zwangerschapsduur (KZD) en geslacht , rekening houdend met de leeftijd van de moeder , haar opleiding , huwelijksstatus , etniciteit , pariteit , periode van de geboorte , en mediaan inkomen per huishouden van de wijk waarin ze leeft .

Er was geen associatie tussen de residentiële nabijheid van hoogspanningslijnen en VG , LGG en geslacht in niet-gecorrigeerde en gecorrigeerde modellen . Een lagere waarschijnlijkheid van KZD was aanwezig voor enkele afstand categorieën (bijvoorbeeld, gecorrigeerde odds ratio 0,88 , 95% CI 0,81 tot 0,95 voor 50- 75 m ten opzichte van = 400 m).

Conclusie : Residentiële nabijheid van hoogspanningslijnen is niet geassocieerd met negatieve geboorte uitkomsten.

DOODGEBOORTE EN NABIJHEID TOT DE EXTREEM LAGE FREQUENTIE HOOGSPANNINGSLIJNEN: EEN RETROSPECTIEF COHORTONDERZOEK.

Auger N, Park AL, Yacouba S, Goneau M, Zayed J.
Occup Environ Med. 2012; 69:147-149.

De auteurs beoordeelden associaties tussen wonen dicht bij extreem lage frequentie hoogspanningslijnen en doodgeboorte over de ganse zwangerschapsduur.

Gegevens van eenling levend geborenen (N = 514.826) en doodgeborenen (N = 2033) voor 1998-2007 in de grootstedelijke gebieden van Quebec, Canada werden verzameld. Met behulp van kaarten van de hoogspanningsleiding, werden de afstanden tussen de lijnen en residentiële zes cijfers postcodes (<25, 25-49.9, 50-74.9, 75-99.9, ≥ 100 m) berekend. Gegeneraliseerde schatters van vergelijkingen werden gebruikt om de Odds Ratios OR en 95% betrouwbaarheidsinterval BI voor relatie tussen de afstand en doodgeboorte te berekenen, rekening houdend met individuele en gebiedskenmerken. Vroege vroeggeboorte (<28 weken), late vroeggeboorte (28-36 weken) en op tijd geboren (≥ 37 weken) doodgeborenen werden ten opzichte van foetussen-at-risk onderzocht.

Er was geen verband tussen de afstand en te vroeg geboren doodgeboorte. De OR van de op tijd geboren doodgeboorte voor <25 meter was groter vergeleken met ≥ 100 meter (OR 2,25, 95% CI 1,14 tot 4,45), maar er was geen duidelijk dosis-respons patroon was.

Conclusie: Een graduele dosis-respons trend tussen afstand tot de hoogspanningslijnen en de kans op doodgeboorte werd niet gevonden, maar de kans op doodgeboorte bij de op tijd geborenen was verhoogd voor woningen binnen 25 meter van de hoogspanningslijnen. Het is onwaarschijnlijk dat residentiële nabijheid van transmissielijnen geassocieerd zijn met doodgeboorte, maar meer onderzoek is nodig om een mogelijk verband uit te sluiten.

BEROEPSMATIGE EN RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN HET RISICO OP HERSENTUMOREN BIJ VOLWASSENEN: EEN CASE-CONTROL STUDIE IN GIRONDE, FRANKRIJK.
Baldi I, Coureau G, Jaffre A, Gruber A, Ducamp S, D Provost, Lebailly P, Vital A, Loiseau H, Salamon R.
Int J Cancer. 2011, 129: 1477-1484.

De etiologie van hersentumoren blijft grotendeels onbekend. Blootstelling aan elektromagnetische veldenis een potentiële risicofactor. De auteurs analyseerden de relatie tussen residentiële en beroepsmatige blootstelling aan elektromagnetische velden en hersentumoren bij volwassenen. Een case-control studie werd uitgevoerd in het zuidwesten van Frankrijk tussen mei 1999 en april 2001. Een totaal van 221 centrale zenuwstelsel tumoren (105 gliomen, 67 meningeomen, 33 neurinomas en 16 anderen) en 442 individueel voor leeftijd en geslacht gematchte controles geselecteerd uit de algemene bevolking werden opgenomen. Blootstelling aan extreem lage frequentie (ELF) en radiofrequentie elektromagnetische velden werd afzonderlijk beoordeeld, in ondernemingen door deskundig oordeel op basis van de volledige job kalender, en thuis door het beoordelen van de afstand tot hoogspanningslijnen met behulp van een geografisch informatiesysteem. Confounders zoals onderwijs, gebruik van pesticiden thuis, verblijf in een landelijk gebied en beroepsmatige blootstelling aan chemische stoffen werden in aanmerking genomen. Afzonderlijke analyses werden uitgevoerd voor gliomen, meningeomen en akoestische neurinomas. Een niet-significante toename van het risico werd gevonden voor beroepsmatige blootstelling aan elektromagnetische velden [odds ratio (OR = 1.52, 0.92 tot 2,51)]. Deze stijging werd significant voor meningeomen, zeker voor ELF afzonderlijk [OR = 3,02; 95 procent betrouwbaarheidsinterval (95% CI) = 1.10-8.25]. Het risico van meningeoom was ook hoger bij patiënten die wonen in de nabijheid van hoogspanningslijnen (<100 m), maar niet significant (OR = 2,99, 95% CI 0.86 tot 10,40).

Conclusie: Deze gegevens suggereren dat beroepsmatige of residentiële blootstelling aan ELF een rol kan spelen bij het ontstaan van meningeoom.

ECHTE EN VERMEENDE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN ASPECIFIEKE LICHAMELIJKE KLACHTEN: EEN EPIDEMIOLOGISCHE STUDIE OP BASIS VAN ZELF- GERAPPORTEERDE GEGEVENS EN ELEKTRONISCHE MEDISCHE DOSSIERS.
Baliatsas C, Bolte J, Yzermans J, Kelfkens G, Hooiveld M, Lebret E, van Kamp I.
Int J Hyg Environ Health. 2015; 218 (3): 331-344.

Er is een continu wetenschappelijk debat en toenemende publieke bezorgdheid over de mogelijke effecten van elektromagnetische velden (EMV) op de gezondheid van de algemene bevolking. Tot op heden is er geen epidemiologische studie die de mogelijke associatie tussen de werkelijke en vermeende blootstelling aan elektromagnetische velden en niet-specifieke lichamelijke klachten (NSPS) en de kwaliteit van de slaap onderzocht met behulp van zowel zelf-gerapporteerde als in de huisartsenpraktijk (HP) geregistreerde gegevens.

Een gezondheidsenquête bij volwassen (≥ 18 jaar) deelnemers (n = 5933) in Nederland werd gecombineerd met het elektronisch medisch dossier (EMD) voor NSPS zoals geregistreerd door de huisartsen. Karakterisering van de daadwerkelijke blootstelling was gebaseerd op verschillende proxies, zoals voorspellingsmodellen van radiofrequente (RF) -EMF blootstelling, geo-gecodeerde afstand tot bovengrondse hoogspanningslijnen en zelf-gerapporteerd gebruik en afstand tot binnenshuis elektrische apparaten. De vermeende blootstelling en de rol van psychologische variabelen werden eveneens onderzocht.

Vermeende blootstelling had een slechte correlatie met de feitelijke blootstelling. Er werd geen significant verband gevonden tussen gemodelleerd blootstelling aan RF-elektromagnetische velden en de onderzochte uitkomsten. Associaties met NSPS werden waargenomen voor gebruik van een elektrische deken en korte afstand van een elektrische lader tijdens de slaap. Vermeende blootstelling, vermeende controle en vermijdingsgedrag werden in verband gebracht met de onderzochte uitkomsten. De associatie tussen vermeende blootstelling was sterker voor zelf-gerapporteerde dan voor HP-geregistreerde NSPS. Er was een indicatie maar geen consistent patroon voor een interactie tussen idiopathische milieu-intolerantie (IEI-EMF) en de associatie tussen de feitelijke blootstelling en NSPS.

Conclusies: Er is geen overtuigend bewijs voor een verband tussen alledaagse RF-EMF blootstelling en NSPS en de kwaliteit van de slaap in de algemene bevolking. Betere blootstellingskarakterisering, in het bijzonder met betrekking tot de bronnen van extreem lage frequentie magnetische velden (ELF-MF), is nodig om meer solide conclusies te trekken. De auteurs stellen dat vermeende blootstelling een onafhankelijke determinant is van NSPS.

NIET-SPECIFIEKE FYSIEKE SYMPTOMEN IN RELATIE TOT DE FEITELIJKE EN ERVAREN NABIJHEID VAN BASISSTATIONS VOOR MOBIELE TELEFONIE EN STROOMDRADEN.
Baliatsas C, van Kamp I, Kelfkens G, Schipper M, Bolte J, Yzermans J, Lebret E.
BMC Public Health 2011; 11:421.

Er zijn onvoldoende bewijzen voor een mogelijk oorzakelijk verband tussen niet-specifieke lichamelijke klachten (NSLK) en de blootstelling aan elektromagnetische velden (EMV) uitgezonden door bronnen zoals basisstations voor mobiele telefonie (BS) en stroomleidingen. Tot nu toe is weinig epidemiologisch onderzoek gepubliceerd over de bijdrage van psychologische componenten in het optreden van EMV-gerelateerde NSLK. De doelstelling van dit onderzoek is het verkennen van het relatieve belang van de werkelijke en vermeende nabijheid van basisstations en hoogspanningslijnen en psychologische componenten als determinanten van NSLK, met correctie voor demografische, woonplaats- en het gebiedskenmerken.

Eennalyse werd uitgevoerd van de gegevens verkregen in een dwarsdoorsnede-onderzoek naar de relatie milieu en gezondheid in 2006 in Nederland. In de deze studie vulden 3.611 volwassen respondenten (respons rate: 37%) in tweeëntwintig Nederlandse woonwijken een vragenlijst in. De zelf-gerapporteerde data omvatten een symptoom checklist en een inschatting van milieu- en psychologische kenmerken. De berekening van de afstand tussen de adressen van de huizen en de locatie van basisstations en elektriciteitsleidingen gebeurde op basis van geo-codering. Multilevel regressie modellen werden gebruikt om de hypothesen over de determinanten die verband houden met het optreden van NSLK te testen.

Na correctie voor demografische en residentiële kenmerken, leverden analyses een aantal statistisch significante associaties op. Verhoogde rapportering van NSLK werd vooral voorspeld door hogere niveaus van zelfgerapporteerde gevoeligheid voor omgevingsfactoren. De gepercipieerde nabijheid van basisstations en elektriciteitsleidingen, de lagere gepercipieerde controlemogelijkheden en een verhoogd vermijdingsgedrag (coping) werden ook geassocieerd met NSLK. Een trend van een moderator effect van zelfgerapporteerde gevoeligheid voor omgevingsfactoren op de relatie tussen gepercipieerde nabijheid van BS en NSLK werd vastgesteld (p = 0,055). Er was geen significant verband tussen het voorkomen van symptomen en de werkelijke afstand tot BS of stroomleidingen.

Conclusies: De gepercipieerde nabijheid van BS, psychologische componenten en socio-demografische kenmerken zijn geassocieerd met de rapportering van symptomen. De werkelijke afstand tot de bron van EMF is geen determinant van NSLK.

ELECTROMAGNETISCHE VELDEN AFKOMSTIG VAN COUVEUSES BEINVLOEDEN DE HARTFREQUENTIE VARIABILITEIT VAN PASGEBORENEN.
Bellieni CV, Acampa M, Maffei M, Maffei S, Perrone S, Pinto I, Stacchini N, Buonocore G.
Arch Dis Child Fetal Neonatal Ed. 2008; 93: F298-301.

Couveuses worden vaak gebruikt om vroegtijdig geboren en zieke kinderen te beschermen tegen stressors. De motoren van deze toestellen produceren echter elektromagnetische velden (EMV). Pasgeborenen zijn chronisch blootgesteld aan deze EMV, maar er bestaan geen studies over de effecten op de fragiele ontwikkelende pasgeborenen.

Het doel van deze studie was om na te gaan of de blootstelling aan elektromagnetische velden van de motoren van couveuses de activiteit van het autonoom zenuwstelsel van pasgeborenen beïnvloedt. Hartritme variabiliteit (HRV) van 43 pasgeborenen in couveuses werd bestudeerd. De studiegroep bestond uit 27 pasgeborenen wiensHRV bestudeerd werd door middel van drie 5 minuten periodes : met couveusemotor aan, af en terug aan. De gemiddelde HRV waarden gemeten tijdens elke periode werden vergeleken. De controlegroep bestond uit 16 pasgeborenen met constant niet meetbare blootstelling aan EMV en blootgesteld aan wijzigingen in de achtergrond en geluid vergelijkbaar als deze geproduceerd door de couveusemotoren.

De gemiddelde (en standaard deviatie) power en de hoog frequentie (HF) component van de HRV stegen significant van 87,1 (76,2) ms2 tot 183.6 (168.5) ms2 en de gemiddelde lage frequentie ratio (LDF/MF) daalde significant van 2 (0.5) tot 1,5 (0,6) als de motor van de couveuse afgezet werd. Basale waarden HF = 107,1 (118,1) ms2 en LF/HF = 1.9 (0,6) kwamen terug wanneer de couveuse motoren terug werden ingeschakeld. De LF spectrale component van de HRV toonde een statistisch significante wijziging alleen in de tweede fase van het experiment. Wijzigingen in achtergrond geluid konden geen significante wijziging in HRV veroorzaken.

Conclusie : EMV geproduceerd door couveuses beïnvloeden de HRV van pasgeborenen wat een effect op hun autonoom zenuwstelsel aantoont. Meer onderzoek is nodig om mogelijke lange termijn gevolgen in te schatten aangezien sommige premature pasgeborenen gedurende maanden aan deze omstandigheden kunnen blootgesteld zijn.

DAGELIJKSE BLOOTSTELLING AAN DE 50 Hz MAGNETISCHE VELDEN EN NIET-SPECIFIEKE LICHAMELIJKE KLACHTEN.
Bolte JF, Baliatsas C, Eikelboom T, van Kamp I.
Environ Pollut. 2015; 196: 224-229.

Het doel van deze studie was om de associatie tussen blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF MF) of elektrisch net frequentie velden en niet-specifieke lichamelijke klachten (NSPS) te onderzoeken. In een cross-sectionele studie, werd de persoonlijke blootstelling aan ELF MF gemeten van 99 volwassenen in en rond Amsterdam, Nederland in 2009-2010. Ze werden gescoord op 16 NSPS. Als afkappunt voor de individuele 24-uur tijd gewogen gemiddelde blootstelling werd het 80-percentiel (0,09 mT) gekozen. Aangezien er slechts één man “matig hoog” scoorde op de somatisatie schaal tegenover negen vrouwen, werd besloten om met de analyses alleen met de 48 vrouwen verder te gaan. De ruwe odds ratio (OR) voor vrouwen was 8,50 (95% BI: 1,73-46,75). Dit suggereert dat milieu blootstelling aan ELF MF bij vrouwen geassocieerd is met een verhoogde score op de NSPS.

Conclusies: Aangezien dit een verkennend cross-sectionele studie in een relatief kleine steekproef, kunnen geen conclusies met betrekking tot causaliteit worden getrokken.

WOONAFSTAND TOT HOOGSPANNINGSLIJNEN BIJ GEBOORTE: HET KINDERKANKER RISICO IN GROOT-BRITTANNIË 1962-2008.
Bunch KJ , Keegan TJ , Swanson J , Vincent TJ , Murphy MF .
Br J Cancer . 2014 ; 110 (5) :1402-1408.

De auteurs breidden hun eerdere studie over leukemie bij kinderen en de nabijheid van hoogspanningskabels uit door het toevoegen van meer recente gegevens, cases en controles uit Schotland, door zowel de 132 – kV als de 275 en 400 kV lijnen te bekijken en door te kijken naar grotere afstand van de lijnen. Een case-control studie met 53 515 kinderen uit het Rijksregister van de Kinderkanker Tumoren 1962-2008, gematchte controles, en de berekende afstand van het adres van de moeder bij de geboorte van het kind tot de hoogspanningslijnen van 132 , 275 en 400 kV in Engeland, Wales en Schotland werd uitgevoerd. De eerdere bevinding van een verhoogd risico voor leukemie bij afstanden verder dan 600 m neemt af in de tijd. Het relatief risico en de 95 %-betrouwbaarheidsinterval voor leukemie van 0-199 m ten opzichte van > 1000 m, voor alle spanningen is in de jaren 1960 4,50 (0,97-20,83), de jaren 2000 0,71 (0,49-1,03), de gehele periode 1,12 (0,90-1,38). Het verhoogd risico, kan ook voor de 132 kV- lijnen aanwezig zijn, zij het minder sterk. Het verhoogd risico reikt niet verder dan 600 m voor lijnen van eender welke spanning.

Conclusies : Het is onwaarschijnlijk dat een risico dat afneemt in de tijd het gevolg is van een fysisch effect van de hoogspanningslijnen en er is meer kans dat dit het resultaat is van veranderende kenmerken van de bevolking die woont in de omgeving van de hoogspanningskabels.

EPIDEMIOLOGISCHE STUDIE VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN EN KINDERKANKER IN HET VERENIGD KONINKRIJK: VERDERE ANALYSE.
Bunch KJ, Swanson J, Vincent TJ, Murphy MF.
J Radiol Prot. 2016; 36 (3): 437-455.

De auteurs melden verdere analyses van een epidemiologische studie over kinderkanker en verblijf bij de geboorte in de buurt van sterke hoogspanningslijnen in het Verenigd Koninkrijk. Deze resultaten suggereren dat de verhoogde risico’s voor de kinderleukemie die eerder gevonden werden bij hoogspanningskabels, hoger zijn voor oudere leeftijd bij diagnose en voor myeloïde in plaats van lymfatische leukemie. Er zijn verschillen tussen de regio’s van geboorte, maar zonder een duidelijk patroon. Deze resultaten suggereren dat de daling van de risico’s van de jaren 1960 tot 2000 gekoppeld is aan het kalenderjaar van geboorte of van de plaats van voorkomen van de kanker in plaats van de leeftijd van de betrokken hoogspanningslijnen.

MAGNETISCHE VELDEN EN KANKER BIJ KINDEREN: EEN EPIDEMIOLOGISCH ONDERZOEK NAAR DE EFFECTEN VAN ONDERGRONDSE HOOGSPANNINGSKABELS.
Bunch KJ, Swanson J, Vincent TJ, Murphy MF.
J. Radiol Prot. 2015; 35 (3): 695-705.

Epidemiologisch bewijs van een verhoogd risico op leukemie bij kinderen ten gevolge van magnetische velden is gerelateerd met hoogspanningslijnen als een bron van dergelijke velden. Interpretatie van de associatie is moeilijk omdat het magnetische veld niet de enige factor is die varieert in hun nabijheid. Ondergrondse kabels (OGKs) hebben een sterk magnetisch veld maar geen andere waarneembare effecten in hun nabijheid. De auteurs rapporteren hier over de grootste ooit uitgevoerde epidemiologische studie van hoogspanning OGKs, gebaseerd op 52 525 gevallen gediagnosticeerd in de periode 1962-2008, en gematchte geboorte controles. Zij berekenden de afstand van het adres van de moeder bij de geboorte van het kind tot de dichtstbijzijnde 275 of 400 kV AC of hoogspanning DC OGK in Engeland en Wales, en er door geproduceerde magnetische velden. Weinig mensen zijn blootgesteld aan magnetische velden van OGKs wat de van de statistische power beperkt. Er zijn geen aanwijzingen van een associatie van het risico op leukemie met de afstand, of van de trend van het risico met toenemend magnetisch veld. Er werd geen overtuigend bewijs van een risico’s voor andere kankers gevonden. Trend ramingen voor leukemie zoals getoond door de odds ratio (en 95% betrouwbaarheidsinterval) per eenheid toename van de blootstelling waren: voor de reciproke van de afstand 0,99 (0,95-1,03) en voor het magnetische veld 1,01 (0,76-1,33).

Conclusies: Er werd geen verhoogd risico geconstateerd bij OGKs. Dit is een bijkomend argument dat eventuele risico’s van bovenleidingen niet worden veroorzaakt door de magnetische velden.

KINDERLEUKEMIE EN DE AFSTAND TOT HOOGSPANNINGSLEIDINGEN IN CALIFORNIË: EEN POPULATIE-GEBASEERDE CASE-CONTROL STUDIE.
Crespi CM, Vergara XP, Hooper C, Oksuzyan S, Wu S, M Cockburn, Kheifets L.
Br J Cancer. 2016; 115 (1): 122-128.

Studies rapporteerden een verhoogd risico op leukemie in associatie met wonen in de nabijheid van elektrische hoogspanning transmissielijnen tot afstanden waar het magnetisch veld van de lijnen verwaarloosbaar is. De auteurs voerden een case-control studie uit over het risico op kinderleukemie in de bevolking die leeft in de buurt van hoogspanningslijnen in Californië. De studie omvatte 5788 gevallen van kinderleukemie en 3308 gevallen van kanker van het centrale zenuwstelsel (CNS) (voor vergelijking) die geboren en gediagnosticeerd zijn in Californië (1986-2008), gekoppeld met controles uit de algemene bevolking, gematcht voor leeftijd en geslacht. Geboorte adres werd gegeocodeerd en de afstand van de woonplaats naar de transmissielijnen werd geschat met behulp van geografische informatiesystemen, luchtfoto’s, en, voor een aantal woningen, bezoeken ter plaatse.

Voor leukemie, was er een lichte toename van de gevallen binnen 50 meter van een transmissielijn sterker dan 200 kV (odds ratio 1,4, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,7-2,7). Er waren geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op afstanden vanaf 50 m, bij lijnen met een lagere spanning, of voor CNS kankers.

Conclusies: Deze bevindingen geven geen duidelijke ondersteuning voor een verhoogd risico op leukemie bij kinderen in de nabijheid (<50 m) van een hoogspanningslijnen, maar kunnen consistent zijn met een klein verhoogd risico. De meldingen van een verhoogd risico voor afstanden boven de 50 m werden niet gerepliceerd.

 KINDERLEUKEMIE RISICO IN DE CALIFORNIA POWER LINE STUDY: MAGNETISCHE VELDEN VERSUS AFSTAND VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN.
Crespi CM, Swanson J, Vergara XP, Kheifets L.
Environ Res. 2019 Apr; 171: 530-535.

Gepoolde analyses hebben een klein verhoogd risico op kinderleukemie gesuggereerd in verband met afstand tot en blootstelling aan hoge magnetische velden van hoogspanningslijnen. Omdat magnetische velden gecorreleerd zijn met de afstand tot de lijnen, is de vraag of het risico te wijten is aan blootstelling aan magnetische velden of aan een andere factor geassocieerd met nabijheid tot de lijnen onopgelost. De auteurs gebruikten gegevens uit een grote op records gebaseerde case-control studie om verschillende onderzoeksvragen te onderzoeken die waren geformuleerd om de relaties tussen magnetische velden, afstand tot hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen te ontwarren. In modellen die een interactie tussen afstand en magnetische velden bestudeerden, ontdekten ze dat noch nauwe nabijheid van hoogspanningslijnen alleen, noch blootstelling aan hoog berekende velden alleen, geassocieerd was met het risico op kinderleukemie. Veeleer was verhoogd risico beperkt tot de groep die zich zowel dicht bij hoogspanningslijnen (<50 m) bevond als hoge berekende velden had (≥ 0,4 μT) (odds ratio 4,06, 95% CI 1,16, 14,3). Verder waren hoge berekende velden (≥ 0,4 μT) die uitsluitend te wijten waren aan lagere spanningslijnen (< 200 kV) niet geassocieerd met een verhoogd risico; het risico was eerder beperkt tot hoge velden die te wijten waren aan hoogspanningslijnen.

Conclusies: Hoewel andere verklaringen mogelijk zijn, pleiten deze bevindingen tegen magnetische velden als enige verklaring voor de associatie tussen kinderleukemie en afstand tot de lijnen, en voor een andere verklaring gelinkt aan de nabijheid van hoogspanningslijnen.

RESIDENTIELE MAGNETISCHE VELDEN, GEBRUIK VAN MEDICATIE EN HET RISICO OP BORSTKANKER.
Davis S, Mirick DK.
Epidemiology. 2007; 18 : 266-269.

Er bestaat een hypothese dat blootstelling aan 60 Hz magnetische velden het risico op borstkanker zou kunnen verhogen door het onderdrukken van de nachtelijke productie van melatonine. Het gebruik van medicaties die een invloed hebben op de beperking van de productie van melatonine zou het verband met borstkanker kunnen wijzigen. De auteurs van deze studie namen terug contact op met deelnemers aan een gevallen-controle studie over het verband tussen residentiële blootstelling aan magnetische velden en borstkanker en ondervroegen hen aangaande het medicatiegebruik in de 10 jaar voor diagnose. De gevallen werden gediagnosticeerd tussen november 1992 en maart 1995 en het magnetisch veld werd gemeten in de huizen in de periode van de diagnose. Informatie over het medicatiegebruik werd telefonisch verkregen bij 558 gevallen en 558 controles. Borstkanker was niet geassocieerd met residentiële blootstelling aan magnetische velden, los van al dan niet medicatiegebruik.

Conclusie: Deze resultaten ondersteunen vroegere bevindingen dat blootstelling aan magnetische velden het risico op borstkanker niet verhoogd.

HEMATOLOGISCHE PARAMETERS BIJ PATIENTEN MET ZELFVERKLAARDE ELEKTRO-MAGNETISCHE OVERGEVOELIGHEID (EHS).
Dahmen N , Ghezel-Ahmadi D , Engel A .
Bioelectromagnetics. 2009;30(4):299-306.

Elektrohypersensitieve (EHS) personen schrijven een gamma van eerder niet-specifieke symptomen toe aan elektromagnetische velden. De pathophysiologie van EHS is onbekend en de therapie blijft een uitdaging. De auteurs vertrekken van de hypothese dat sommige EHS patiënten lijden aan courant voorkomende lichamelijke gezondheidsproblemen. Daarom analyseren ze klinische labo parameters zoals TSH, ALT, AST, creatinine, hemoglobine, hematocriet en c-reactief proteïne van personen met EHS en controles. 132 EHS patiënten (42 mannen en 90 vrouwen) en 101 controles (34 mannen en 67 vrouwen) werden verzameld. De labo-gegevens gaven tekenen van schildklierdisfunctie, leverdisfunctie en chronische inflammatoire processen in een kleine maar beduidende fractie van EHS patiënten als een mogelijke oorzaak van de symptomen. Voor TSH en ALT/AST waren er significante verschillen tussen gevallen en controles. De hypothese dat anemie of nier disfunctie een belangrijke rol speelt in EHS kon ondubbelzinnig verworpen worden.

Conclusie: Het is aanbevolen om bij personen die zelfverklaarde EHS hebben klinisch na te gaan of er geen behandelbare somatische aandoeningen aanwezig zijn.

DE NABIJHEID VAN DE WOONST VAN DE MOEDER TOT BRONNEN VAN EXTREEM LAAGFREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN NEGATIEVE GEBOORTE UITKOMSTEN EN EEN COHORT IN HET VERENIGD KONINKRIJK.
de Vocht F, Hannam K, Baker P, Agius R.
Bioelectromagnetics. 2014; 35 (3): 201-209.

Studies hebben gesuggereerd dat de blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF-EMV) kan worden geassocieerd met een verhoogd risico op nadelige geboorte uitkomsten. Deze studie testte de hypothese dat de nabijheid van de woonst van de moeder tot ELF-EMV bronnen geassocieerd is met een vermindering van het geboortegewicht en een verhoogd het risico op een laag geboortegewicht (LG), groeiachterstand (GA) en spontane vroeggeboorte (SV). De nabijheid van de woonst tot hoogspanningskabels, onderstations of hoogspanningstorens tijdens de zwangerschap werd berekend voor 140.356 eenling levende geboorten tussen 2004 en 2008 in het noordwesten van Engeland. Associaties tussen de nabijheid en het risico voor de LG, GA en SV werden berekend, maar ook associaties direct met het geboortegewicht. Associaties werden gecorrigeerd voor leeftijd van de moeder, etniciteit, pariteit en voor een deel van de bevolking bovendien voor het roken van de moeder tijdens de zwangerschap. Verminderd gemiddeld geboortegewicht van 212 g (95% betrouwbaarheidsinterval (BI): -395 tot -29 g) werd gevonden voor de nabijheid van een bron, en was het grootst voor vrouwelijke geboorten (-251 g (95% CI: -487 tot -15 g)). Er werd geen statistisch significant verhoogd risico op de onderzochte klinische geboorte uitkomsten waargenomen voor een nabijheid van 50 m of minder.

Conclusies: Het leven in de buurt (50 m of minder) van een residentiële ELF-EMF bron tijdens de zwangerschap is geassocieerd met suboptimale groei in de baarmoeder, met een sterker effect bij vrouwelijke dan bij mannelijke kinderen. Echter, slechts een paar zwangere vrouwen wonen zo dicht bij hoogspanningskabels, onderstations of hoogspanningstorens zodat de gevolgen voor de volksgezondheid waarschijnlijk beperkt zijn.

WONEN IN DE NABIJHEID VAN BRONNEN VAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN HET GEBOORTEGEWICHT: MINIMALISEREN VAN DE RESIDUELE CONFOUNDING DOOR GEBRUIK TE MAKEN VAN MEERVOUDIGE IMPUTATIE EN PROPENSITY SCORE MATCHING.
de Vocht F, Lee B.
Environ Int. 2014; 69: 51-57.

Studies hebben gesuggereerd dat residentiële blootstelling aan extreem lage frequentie (50 Hz) elektromagnetische velden (ELF-EMV) van hoogspanningskabels, bovengrondse hoogspanningslijnen, onderstations of torens van elektriciteitsvoorziening geassocieerd zijn met een verminderd geboortegewicht en kunnen geassocieerd worden met nadelige geboorte uitkomsten of zelfs miskramen. De auteurs hebben eerder een studie met 140.356 eenling levendgeborenen uitgevoerd tussen 2004 en 2008 in het noordwesten van Engeland. Deze studie suggereerde dat nauwe residentiële nabijheid (≤ 50 m) aan ELF-EMV bronnen in verband kon gebracht worden met een verminderd gemiddelde geboortegewicht van 212 gram (95% CI: -395 tot -29 g), maar niet met een statistisch significant verhoogd risico voor andere ongunstige perinatale uitkomsten. De cohort werd echter beperkt door ontbrekende gegevens over potentieel verstorende variabelen, zoals roken van de moeder tijdens de zwangerschap, die alleen beschikbaar was voor een kleine subgroep, terwijl ook de resterende verstorende variabelen niet kon worden uitgesloten. Deze studie, met behulp van dezelfde onderzoeksgroep, werd uitgevoerd om de effecten van deze problemen met behulp van multipele imputatie van ontbrekende gegevens en propensity score matching aan te pakken en om de resterende verstorende factoren te minimaliseren. Ontbrekende gegevens werden geïmputeerd met behulp van multipele imputatie met verbonden vergelijkingen om vijf datasets te genereren. Voor elke dataset werden 115 blootgestelde vrouwen (woonachtig ≤ 50 m van een residentiële ELF-EMF bron) propensity score gematcht met 1150 niet-blootgestelde vrouwen. Na dubbel robuuste confounder correctie, bleef de nabijheid van een residentiële ELF-EMF bron geassocieerd met een vermindering in geboortegewicht van -116 gram (95% betrouwbaarheidsinterval: -224: -7 g). Er werd geen effect gevonden voor de nabijheid van ≤ 100 m ten opzichte van vrouwen die verder weg woonden.

Conclusies: Deze resultaten geven aan dat hoewel de effect grootte maar ongeveer de helft was van het eerder gemeld effect, residentiële nabijheid van de moeder tot bronnen van ELF-EMF geassocieerd bleven met suboptimale foetale groei.

BLOOTSTELLING AAN ELEKTRISCHE CONTACT STROOM EN HET RISICO OP KINDERLEUKEMIE.
Does M, Scélo G, Metayer C, Selvin S, Kavet R, Buffler P.
Radiat Res. 2011; 175: 390-396.

De doelstelling van dit onderzoek was om de associatie tussen de blootstelling aan contactstroom en het risico op leukemie bij kinderen en de relatie tussen residentiële contact stromen en magnetische velden te onderzoeken. Indoor en outdoor contactspanning en magnetisch veld metingen werden verzameld voor de woningen van 245 gevallen en 269 controles verzameld in de Noord-Californië kinderleukemie Studie (2000-2007). Logistische regressie technieken gaven odds ratio’s (OR) gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, Spaanse etniciteit, ras van de moeder en inkomen van het huishouden. Er werden geen statistisch significante associaties gevonden tussen kinderleukemie en indoor contactspanning niveau [blootstelling = 90 percentiel (10,5 mV): OR = 0,83, 95% betrouwbaarheidsinterval (BI): 0,45, 1,54], outdoor contactspanning niveau [blootstelling = 90e percentiel (291,2 mV): OR = 0,89, 95% CI: 0,48, 1,63], of indoor magnetisch veld niveau (> 0,20 µT: OR = 0,76, 95% CI: 0,30, 1,93). Contactspanning was zwak gecorreleerd met het magnetisch veld; correlatiecoëfficiënten waren r = 0,10 (P = 0,02) voor indoor contactspanning en r = 0,15 (P = 0,001) voor outdoor contactspanning.

Conclusie: In deze Californische populatie was er geen bewijs voor een verband tussen kinderleukemie en blootstelling aan contactstroom of magnetische velden en een zwakke correlatie tussen contactstroom en magnetische velden.

KANKERS BIJ VOLWASSENEN IN DE NABIJHEID VAN HOOGSPANNINGSKABELS.
Elliott P, Shaddick G, Douglass M, de Hoogh K, Briggs DJ, Toledano MB.
Epidemiology. 2013, 24 (2): 184-190.

De auteurs voerden een case-control studie uit naar de risico’s van kanker bij volwassenen in relatie tot de afstand tot en de blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden van hoogspanningslijnen gebruik makend van de National Cancer Registry gegevens in Engeland en Wales van 1974 tot 2008. De studie omvatte 7.823 leukemies, 6781 hersenen / centraal zenuwstelsel kankers, 9153 maligne melanomen, 29.202 vrouwelijke gevallen van borstkanker, en 79.507 controles, frequentie-gematched op jaar en regio (drie controles per geval, behalve voor vrouwelijke borstkanker, een controle per geval) van 15 tot 74 jaar woonachtig binnen 1000 meter van een bovengrondse hoogspanningslijn.

Er waren geen duidelijke patronen van verhoogd risico met de afstand van hoogspanningslijnen. Na correctie voor verstorende factoren (leeftijd, geslacht [behalve borstkanker], armoede, ruraliteit), vond men voor afstanden dichtst bij de hoogspanningslijnen (0-49 m) in vergelijking met afstanden 600-1000 m, odds ratio’s (OR) van 0,82 (95 % betrouwbaarheidsinterval = 0,61-1,11; 66 gevallen) voor maligne melanoom tot 1,22 (0,88-1,69) voor de hersenen / centraal zenuwstelsel kanker. Er werden geen significant verhoogde risico’s en geen trends van risico waargenomen met magnetische veldsterkte voor de vier kankers. In aangepaste analyses bij het hoogste geschatte veldsterkte, ≥ 1000 nanoTesla (nT), vergeleken met <100 nT, varieerden de OR’s van 0,68 (0,39-1,17) voor maligne melanoom tot 1,08 (0,77-1,51) voor vrouwelijke borstkanker.

Conclusie: Deze resultaten geven geen ondersteuning voor een epidemiologische associatie tussen kankers bij volwassenen en blootstelling aan residentiële magnetische velden in de nabijheid van bovengrondse hoogspanningslijnen.

BLOOTSTELLING VAN DE MOEDER AAN EXTREEM LAGE MAGNETISCHE VELDEN: ASSOCIATIE MET TIJD TOT ZWANGERSCHAP EN FOETALE GROEI.
Eskelinen T, Roivainen P, Mäkelä P, Keinänen J, Kauhanen O, Saarikoski S, Juutilainen J.
Environ Int. 2016; 94: 620-625.

Gegevens over de effecten op de voortplanting en de ontwikkeling van extreem laagfrequente magnetische velden (ELF MV) zijn onduidelijk. Deze studie onderzocht de hypothese dat blootstelling van de moeder aan ELF magnetische velden geassocieerd is met een verhoogde tijd tot zwangerschap (TTZ), verminderd geboortegewicht of klein voor zwangerschapsduur (KZD).

De studiecohort bestond uit 373 moeders die bevallen zijn tussen 1990 en 1994 in Kuopio University Hospital, Finland. Om de prevalentie van een hoge blootstelling aan ELF MV te verhogen werden vrouwen die wonen in gebouwen in de buurt van bekende ELF MV bronnen opgenomen. De blootstelling van de moeder aan ELF MV voor en tijdens de zwangerschap werd gemeten met korte termijn metingen in woningen en via vragenlijsten. Associaties tussen ELF MV blootstelling en de TTZ, een laag geboortegewicht en KZD werden geanalyseerd door middel van logistische regressie (of lineaire regressie voor continue variabelen), gecorrigeerd voor factoren waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met de geselecteerde zwangerschapsuitkomsten, zoals roken, alcoholgebruik en sociaal-economische status van de moeder. De ELF-MV-blootstelling van de moeder was iets hoger dan in Finse woningen in het algemeen, maar zeer hoge blootstellingen (> 0.4μT) waren zeldzaam. Er werd geen consistente associatie van ELF MV met TTP, geboortegewicht of KZD gevonden.

Conclusies: Blootstelling aan ELF MV is waarschijnlijk niet geassocieerd met TTP of prenatale groei bij een residentiële blootstelling zoals in deze studie.

Information in EMF-Portal

ZIEKTE IN GROEPEN DIE RESIDENTIEEL ZIJN BLOOTSGESTELD AAN 50 HZ MAGNETISCHE VELDEN: METHODOLOGIE EN EERSTE RESULTATEN VAN EEN COHORT STUDY.
Fazzo L , Tancioni V , Polichetti A , Iavarone I , Vanacore N , Papini P , Farchi S , Bruno C , Pasetto R , Borgia P , Comba P.
Int J Occup Environ Health. 2009;15(2):133-142.

Een morbiditeitstudie van de bevolking van een district in Rome dat deels onder een 60 kV elektriciteit distributielijn ligt omvatte 345 subjecten die verbleven in het onderzoeksgebied tussen 1954 en 2003. Personen die stierven voor 1998 werden uitgesloten. De magnetische veldsterkte werd berekend door middel van de stroomsterkte, de lijnkarakteristieken en de afstand van de huizen tot de hoog-spanningslijn. Het studiegebied werd opgedeeld in subgebieden met verschillende veldsterkten. Gestandaardiseerde morbiditeitsratios werden berekend op basis van hospitaalontslagdata van 1998-2003. Een niet-statistische significante toename werd vastgesteld voor alle en primaire kankers. Primaire kankers waren significant toegenomen bij subjecten van meer dan 30 jaar verblijf en latentietijd. Een significante toename van alle, primaire en secundaire kankers en een tweevoudige toename van ischemische aandoeningen werd vastgesteld in het subgebied met de hoogste blootstelling. Er was geen toename van neoplastische hematologische aandoeningen.

AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATORS GEVEN GEEN VALS POSITIEVE SHOCKS ONDER iNVLOED VAN EKEKTROMAGNETISCHE VELDEN AANWEZIG OP PUBLIEKE PLAATSEN.
Fleischhackl R., Singer F., Roessler B., Arrich J., Fleischhackl S., Losert H., Uray
T., Koehler K., Sterz F., Mittlboeck M., Hoerauf K.

A 26/01/12 Elektromagnetische velden (EMV) beïnvloeden de kwaliteit van het signaal van elektrocardiogrammen en kunnen leiden tot foute interpretatie door automatische externe defibrillators (AED). De auteurs voerden een prospectieve studie uit met een toevallige volgorde van AED toepassingen bij gezonde vrijwilligers. Ze kozen drukke plaatsen waar publieke beschikbaarheid van defibrillatie mogelijk was als testlocaties. Sterke EMV werden aangetroffen in treinstations naast vertrekkende en stoppende treinen. Als onderzoeksresultaat gebruikte men het totale aantal elektrische shocks dat aanbevolen werd voor een sinusritme bij gebruik van 5 in Oostenrijk veel gebruikte AED. De statistische analyse werd blind uitgevoerd voor wat betreft de verschillende AED types.

In de 390 tests werd geen enkel valspositief resultaat vastgesteld (95% CI:0-0.77). AED kunnen beschouwd worden als veilig, zelfs in omgevingen met EMV interferentie zoals stations.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN PROGNOSTISCHE FACTORS BIJ KINDERLEUKEMIE.
Foliart DE, Mezei G, Iriye R, Silva JM, Ebi KL, Kheifets L, Link MP, Kavet R, Pollock BH.
Bioelectromagnetics. 2007; 28 : 69-71.

De auteurs onderzochten de associatie tussen blootstelling aan magnetische velden en het voorkomen van prognostische risicofactoren bij 482 kinderen met acute lymfoblastische leukemie in de periode 1996 tot 2001. 24-uurs metingen van magnetische velden werden uitgevoerd bij 412 kinderen. 386 kinderen werden opgenomen in de studie. Er waren geen verbanden vastgesteld tussen stijgende blootstelling aan magnetische velden en de aanwezigheid van negatieve klinische of tumorspecifieke prognostische factoren.

De resultaten ondersteunen de stelling dat blootstelling aan magnetische velden niet geassocieerd is met de aanwezigheid van nadelige cytogenetische afwijkingen in leukemische blastcellen of met klinische factoren op het ogenblik van de diagnose die een slechte overleving voorspellen.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN LANGE TERMIJN OVERLEVING VAN KINDEREN MET LEUKEMIE.
Foliart D.E., Pollock B.H., Mezei G., Iriye R., Silva J.M, Ebi KL, Kheifets L, Link MP, Kavet R.
British Journal of Cancer 2006; 94 : 161-164.

De auteurs onderzochten de associatie tussen de blootstelling aan magnetische velden en de overleving van kinderen met acute lymfoblastische leukemie (ALL) die in 51 pediatrische oncologie centra behandeld werden tussen 1996 en 2000.

Van 1672 mogelijke deelnemers participeerden er 482 (29%) in de studie en van 412 werden er persoonlijke metingen van de blootstelling aan magnetische velden uitgevoerd. 386 kinderen met ALL en 381 met B-precursor ALL werden opgenomen in de analyse. Na correctie voor risicogroep en socio-economische status was de probleemvrije overlevingsratio voor kinderen met blootstelling ≥ 0.3 μT 1.9 (95% confidentie interval = 0.8-4.9) in vergelijking met de kinderen met blootstelling lager dan 0.1 μT. Voor globale overleving vond men een verhoogde ratio voor kinderen met blootstelling ≥ 0.3 μT (1.5- 13.8) maar deze ratio was gebaseerd op slechts 4 overlijdens bij 19 kinderen.

Besluit: Het risico was verhoogd bij kinderen met een blootstelling boven de 0.3 μT, maar de kleine aantallen beperken de waarde van de resultaten.

WOONAFSTAND TOT HOOGSPANNINGSLIJNEN EN HET RISICO OP NEURODEGENERATIEVE ZIEKTEN: EEN DEENSE BEVOLKINGSGEBASEERDE CASE-CONTROL STUDIE.
Frei P, Poulsen AH, Mezei G, Pedersen C, Cronberg Salem L, Johansen C, Röösli M, Schüz J.
Am J Epidemiol. 2013, 177 (9): 970-978.

Het doel van deze studie was om de mogelijke associatie tussen residentiële afstand tot hoogspanningslijnen en neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder de ziekte van Alzheimer te onderzoeken. Een eerdere Zwitserse studie vond een verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer voor mensen die wonen binnen de 50 meter van een hoogspanningslijn. Een registergebaseerde case-control studie werd uitgevoerd onder alle patiënten met neurodegeneratieve ziekten in de jaren 1994-2010 in de gehele volwassen bevolking van Denemarken. Met behulp van conditionele logistische regressie modellen werden hazard ratio’s berekend voor ooit wonen in de buurt van een hoogspanningslijn in de periode 5-20 jaar voordat de diagnose. De risico’s voor het ontwikkelen van dementie, de ziekte van Parkinson, multiple sclerose, en motor neuron ziekte waren niet verhoogd bij personen die wonen in de directe nabijheid van een hoogspanningslijn. Het risico op de ziekte van Alzheimer was niet verhoogd voor altijd wonen binnen 50 meter van een hoogspanningslijn (hazard ratio = 1,04, 95% betrouwbaarheidsinterval: 0.69, 1.56). Er werd geen dosis-respons op basis van het aantal jaren leven binnen 50 meter van een hoogspanningslijn waargenomen, maar er waren zwakke aanwijzingen voor een toegenomen risico voor personen gediagnosticeerd door de leeftijd van 75 jaar.

Conclusie: Over het algemeen was er weinig steun voor een associatie tussen neurodegeneratieve ziekte en leven dicht bij hoogspanningslijnen.

BLOOTSTELLING EN GEZONDHEIDSRISICOPERCEPTIE VAN EXTREEM LAAGFREQUENTE EN RADIOFREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN HET EFFECT VAN HET VERSTREKKEN VAN INFORMATIE.
Gallastegi M, Jiménez-Zabala A, Molinuevo A, Aurrekoetxea JJ, Santa-Marina L, Vozmediano L, Ibarluzea J.
Environ Res. 2018  Nov 28; 169: 501-509.

Het is gekend dat, ongeacht de werkelijke blootstellingsniveaus, risicovolle waarnemingen van elektromagnetische velden van niet-ioniserende straling (EMV-NIR) gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. Daarom is het belangrijk om de mechanismen achter percepties in de algemene bevolking te begrijpen. De doelstellingen van deze studie waren om percepties van blootstelling en gezondheidsrisico’s bij moeders van de INMA (milieu en kinderen) – Gipuzkoa-kindercohort te beoordelen; mogelijke determinanten verkennen die dergelijke percepties verklaren; en om te evalueren of het verstrekken van informatie over blootstellingsniveaus enig effect heeft op percepties. 387 moeders hebben een vragenlijst ingevuld bestaande uit vier vragen over waargenomen blootstelling en ervaren gezondheidsrisico’s van blootstelling aan extreem lage frequentie (ELF) en radiofrequentie (RF) velden, beantwoord op een Likert-type schaal van 0 tot 10. Later werden  metingen van ELF- en RF-velden uitgevoerd in de huizen van van 104 deelnemers. Alle gemeten niveaus lagen ver onder de limieten die werden vastgesteld in de aanbeveling van de Europese Raad. Dit werd uitgelegd in de individuele rapporten die aan de families werden gestuurd. Na het lezen van de resultaten vulden moeders de bovengenoemde vragenlijst een tweede keer in, plus twee aanvullende vragen over de rol van openbare gezondheidsinstanties in risicocommunicatie. De associatie tussen waargenomen en gemeten niveaus als categorische variabelen werd beoordeeld met een chi-kwadraat test. Meerdere lineaire regressies werden uitgevoerd voor elk van de vragen met betrekking tot waargenomen blootstelling en percepties van gezondheidsrisico’s. Wilcoxon-signed-rank test werd uitgevoerd om het effect van het ontvangen van informatie te beoordelen. Zowel de blootstelling als het gezondheidsrisico werden als zeer hoog beschouwd voor zowel ELF- als RF-velden, met gemiddelde en medianen van 7 op een 10-puntsschaal. Rapportage van hogere waarnemingsniveaus was niet geassocieerd met hogere niveaus van thuis gemeten blootstelling. Variabelen die herhaaldelijk werden geassocieerd met hogere percepties waren: lagere sociale klasse, niet het gevoel hebben in een goede buurt te wonen, moeite om financieel te overleven, geen televisie-antenne binnen de 600 m hebben, jonger zijn en minder apparaten thuis hebben.

Conclusies: Het verstrekken van informatie over EMV-NIR-blootstellingsniveaus thuis veranderde de risicopercepties niet, maar de gemiddelde waargenomen RF-blootstelling daalde aanzienlijk (met 0,7 punten). De meeste deelnemers beweerden geen of onvoldoende informatie over blootstelling en gezondheidsrisico’s van EMF-NIR van overheidsinstanties te hebben ontvangen en vonden het erg belangrijk dat ze dat zouden doen.

KENMERKEN VAN ERVAREN ELEKTROMAGNETISCHE OVERGEVOELIGHEID IN DE ALGEMENE BEVOLKING.
Gruber MJ, Palmquist E, Nordin S. Scand J
Psychol. 2018 Aug; 59 (4): 422-427.

Gezondheidsproblemen die optreden in de aanwezigheid van elektrische apparatuur is een bezorgdheid, waarbij wordt opgeroepen tot een beter inzicht van de kenmerken van elektromagnetische overgevoeligheid (EHS) in de algemene bevolking. De huidige studie onderzocht demografische gegevens, leefstijlfactoren, frequentie en duur, coping-strategieën, klinische criteria voor intolerantie toegeschreven aan elektromagnetische velden (EMV) en comorbiditeit. Aan de hand van gegevens van een grootschalige, op populatie gebaseerde vragenlijststudie, onderzochten de auteurs personen met zelfgerapporteerde (n = 91) EHS in vergelijking met referenten (n = 3.250). Middelbare leeftijd, vrouwelijk geslacht en slechte ervaren gezondheid bleken geassocieerd te zijn met EHS. Meer dan 50% in de EHS-groep rapporteerde vaker EMV-gerelateerde symptomen dan één keer per week, en het gemiddelde aantal jaren dat EHS ervaart was 10,5. Meer dan de helft van de EHS-groep meldde dat hun symptomen na een hoge dosis of langdurige EMV-blootstelling begonnen waren, dat ze actief probeerden EMV-bronnen te vermijden en dat ze vooral de EMV-omgeving konden beïnvloeden. Een minderheid van de EHS-groep had medische hulp gezocht, was gediagnosticeerd door een arts of kreeg een behandeling. Uitputtingssyndroom, angststoornis, rug- / gewrichts- / spieraandoening, depressie, functioneel somatisch syndroom en migraine waren comorbide met EHS.

EEN BEVOLKINGSGEBASEERD ONDERZOEK NAAR BEROEPSMATIGE EN OMGEVINGSRISICOFACTOREN VOOR LEUKEMIE EN NON-HODGKIN LYMFOMA : DE NOORD-DUITSE.
LEUKEMIE EN LYMFOMA STUDIE.
Hoffmann W, Terschueren C, Heimpel H, Feller A, Butte W, Hostrup O, Richardson D, Greiser E.
Am J Ind Med. 2008; 51: 246-257.

De Noord-Duitse Leukemie en Lymfoma Studie (NLL) is een bevolkings-gebaseerde studie ontworpen om een kwantitatieve basis te vormen voor onderzoek naar beroepsmatige en omgevingsrisicofactoren voor leukemie en lymfoma.

Alle gevallen van leukemie en lymfoma, gediagnosticeerd tussen 1/1/1986 en 31/12/1998 in zes provincies van Noord-Duitsland werden actief verzameld. Controles werden geselecteerd uit bevolkingsregisters. Het gebruik van pesticiden, herkomst van het voedsel, tijd doorgebracht thuis en op het werk, medische en familiale geschiedenis werden geëvalueerd in een face-to-face interview. Deze zelf gerapporteerde informatie werd gebruikt in conjunctie met directe omgevingsmetingen van pesticiden en huisstof en elektromagnetische velden (EMV). Daarbij werden geografische informatiesystemen (GIS) gebruikt om de omgevingsblootstelling aan pesticiden, EMV’s geassocieerd aan transmissie lijnen en ioniserende straling van nucleaire elektriciteitscentrales in te schatten. De beroepsblootstelling was gebaseerd op een levenslange beroepsgeschiedenis. Voor elke job werd informatie over de sector, het bedrijf, de job beschrijving en de duur van de blootstelling verzameld.

1430 gevallen en 3041 controles werden verzameld. Levenslange omgevings- en werkplek geschiedenissen gaven samen 49.628 adressen. De beroeps- blootstelling aan pesticiden werd gemeld bij 15% van de mannelijke deelnemers aan de studie en bij 16% van de vrouwelijke participanten. 4% van de mannen en 8% van de vrouwen hadden beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling gedurende meer dan 1 jaar van hun leven. 64% van de participanten had gewoond in de omgeving (20 km) van een nucleaire centrale.

GIS gebaseerde blootstelling van omgevings EMV tengevolge van hoogspanningslijnen op een afstand van minder dan 50m van de woning of de werkplek kwam veel minder voor. In deze gevallen ging het meestal om 110 KV lijnen.

Metingen van ELF-EMV werden uitgevoerd op 1935 plaatsen, 3,2% van alle uurmetingen hadden waarden boven de 0,2 μT. De hoogste waarden voor 50Hz magnetische velden werden meestal gevonden in private werkruimten met een aangeschakelde computer en in keukens.

Besluit : Deze NLL illustreert de toepassing van nieuwe onderzoeksmethodes om simultaan omgevings- en beroepsmatige risicofactoren voor leukemie en lymfoma in te schatten.

REPRESENTATIEVE ENQUÊTE OVER IDIOPATHISCHE MILIEU-INTOLERANTIE TOEGESCHREVEN AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN IN TAIWAN EN VERGELIJKING MET DE INTERNATIONALE LITERATUUR.
Huang PC, Cheng MT, Guo HR.
Environ Health. 2018 Jan 15; 17 (1): 5

Elektromagnetische overgevoeligheid verwijst naar de gezondheidseffecten die worden toegeschreven aan blootstelling aan elektromagnetische velden (EMF) en is door de Wereldgezondheidsorganisatie formeel “idiopathische milieu-intolerantie toegeschreven aan elektromagnetische velden” (IEI-EMF) genoemd. Vanwege het groeiend gebruik van mobiele telefoons, is IEI-EMF een wereldwijde zorg voor de volksgezondheid geworden. Een onderzoek in 2007 in Taiwan toonde aan dat de prevalentie van IEI-EMF 13,3% bedroeg, wat hoger is dan de percentages in eerder uitgevoerde onderzoeken. Het onderzoek toonde ook aan dat het percentage hoger was bij vrouwen. Om te beoordelen of de prevalentie van IEI-EMF toeneemt en om het hogere risico bij vrouwen te verifiëren, hebben de auteurs een landelijk vragenlijstonderzoek uitgevoerd met dezelfde methoden als de enquête van 2007 om de verandering in de prevalentie van IEI-EMF in Taiwan te beoordelen. Ze hebben ook een literatuuroverzicht en een meta-analyse uitgevoerd om de veranderingen in de prevalentiecijfers over de hele wereld te evalueren.

Op basis van de representatieve steekproef van 3303 deelnemers, vonden de auteurs dat de prevalentie van IEI-EMF in Taiwan daalde van 13,3% naar 4,6% over een periode van 5 jaar. Uit de literatuurstudie bleek ook dat de prevalentiecijfers in andere landen afnamen, in plaats van toe te nemen zoals eerder voorspeld. De meta-analyse van de gegevens uit de literatuur toonde aan dat vrouwen meer kans hebben op IEI-EMF dan mannen, met een odds ratio van 1,19 (95% betrouwbaarheidsinterval: 1,01-1,40).

Conclusies: De prevalentie van IEI-EMF is afgenomen, in plaats van te stijgen zoals eerder voorspeld. Vrouwen rapporteren eerder IEI-EMF dan mannen. Verdere studies om de oorzaken van de achteruitgang te onderzoeken, kunnen het publiek, de wetenschappelijke gemeenschap en de overheid helpen om beter om te gaan met idiopathische intolerantie voor andere milieublootstellingen.

VERBAND TUSSEN BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN EN NEURO-GEDRAGS FUNCTIES BIJ KINDEREN.
Huang J , Tang T , G Hu , Zheng J , Wang Y , Q Wang , Su J , Zou Y , X. Peng
PLoS One. 2013 , 8 (7) : e67284.

Er is onvoldoende bewijs voor een mogelijke causale relatie tussen blootstelling aan elektromagnetische velden (EMF) uitgezonden door hoogspanningslijnen (HVT) en neuro dysfunctie bij kinderen. De huidige studie heeft tot doel de relatie tussen blootstelling aan elektromagnetische velden van HVT lijnen en neuro-functie bij kinderen onderzoeken.

Twee basisscholen werden gekozen op basis van gegevens van de monitoring van de omringende elektromagnetische straling. Een cross-sectionele studie met 437 kinderen (9 tot 13 jaar oud) werd uitgevoerd. Blootstelling aan elektromagnetische velden van HVT lijnen werd gecontroleerd op elke school. Informatie werd verzameld over mogelijke confounders en relevante blootstellingsvoorspellers met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten. Neur -functie bij kinderen werd geëvalueerd met behulp van klassieke geautomatiseerde neurobehaviour testen. De gegevens werden geanalyseerd met behulp van multivariabele regressie gecorrigeerd voor relevante confounders.

Na controle voor mogelijke verstorende factoren , bleek uit multivariabele regressie dat kinderen die naar een school in de buurt van 500 kV HVT lijnen gaan slechtere prestaties op geautomatiseerde neurobehaviour tests voor Visual Retention en Pursuit Aiming hadden in vergelijking met kinderen die naar een school gaan die niet gelegen is in de nabijheid van HVT lijnen.

Conclusie : De resultaten suggereren dat langdurige lage blootstelling aan elektromagnetische velden van HVT lijnen een negatief effect zou kunnen hebben op de neuro-functie van kinderen. Omdat er slechts in twee van de vier tests verschillen in resultaten zijn die statistische significant zijn en mogelijke beperkingen van de studie, zijn meer studies nodig om de effecten van blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden op neuro-functie van kinderen te onderzoeken.

ASSOCIATIE TUSSEN MEDIA-AANDACHT EN PREVALENTIE VAN IDIOPATHISCHE MILIEU-INTOLERANTIE TOEGESCHREVEN AAN ELEKTROMAGNETISCH VELDEN IN TAIWAN.
Huang PC, Li KH, Guo HR.
Environ Res. 2018 Feb; 161: 329-335.

Idiopathische milieu-intolerantie die wordt toegeschreven aan elektromagnetische velden (IEI-EMF) beschrijft symptomen waaraan patiënten lijden door blootstelling aan elektromagnetische velden (EMF). In Taiwan bedroeg het prevalentiecijfer van IEI-EMF 13,3% in 2007, maar een onderzoek met dezelfde methode wees uit dat het percentage in 2012 is gedaald tot 4,6%. Omdat mediaberichten lezers ertoe kunnen aanzetten hun symptomen aan EMF te wijten, kan de verandering gerelateerd zijn aan berichtgeving in de media. De auteurs zochten artikelen geïndexeerd in de grootste krantendatabase in Taiwan om de associatie tussen media-aandacht en de prevalentie van IEI-EMF te evalueren. Ze hebben ook de effecten van andere potentiële beïnvloedende factoren beoordeeld. Het aantal krantenartikelen met betrekking tot EMF en IEI-EMF steeg van 2005 tot 2007 en daalde vervolgens tot 2012, wat verenigbaar is met de verandering in de prevalentie van IEI-EMF. Van 2007 tot 2012 namen de andere potentiële beïnvloedende factoren, zoals de dichtheid van basisstations voor mobiele telefoons, het aantal gebruikers van mobiele telefoons, de totale beltijd van mobiele telefoons en het aantal sms-berichten dat via mobiele telefoons werd verstuurd, in Taiwan echter toe.

Conclusies: Dit onderzoek vindt op een positieve associatie tussen media-aandacht en de prevalentie van IEI-EMF in Taiwan.

Elekromagnetische overgevoeligheid (EHS) in de media – Een kwalitatieve inhoudsanalyse van Noorse kranten.
Huiberts A, Hjørnevik M , Mykletun A , Skogen JC.
JRSM Korte Rep 2013, 4 (11):1 – 8.

Elektromagnetische overgevoeligheid (EHS) is een aandoening gekenmerkt door het ervaren van symptomen na vermeende blootstelling aan zwakke elektromagnetische velden (EMV). Er is redelijk wat discussie over de etiologie van EHS, maar uit experimentele gegevens blijkt dat er geen verband is tussen EHS en de werkelijke aanwezigheid van elektromagnetische velden. Kranten spelen een belangrijke rol in het vormgeven van inzicht in gezondheidsgerelateerde kwesties. Het doel van deze studie was om de inhoud van krantenartikelen te beschrijven met betrekking tot de etiologie en behandeling van EHS.

Noorse krantenartikelen verschenen tussen 1 februari 2006 en 11 augustus 2010 werden geïdentificeerd met behulp van een uitgebreid elektronische media archief. De belangrijkste uitkomstmaten waren uitspraken gecodeerd volgens bron van informatie, of ze voor of tegen wetenschappelijk bewijs van EHS etiologie en type interventie voorgesteld als behandelingsoptie voor EHS waren.

Van de verklaringen betreffende de etiologie van EHS (n = 196), werden 35 % (n = 69) gecategoriseerd als pro bewijs en 65 % (n = 127) als contra bewijs. Van de uitspraken over EHS interventies werden 78 % (n = 99) gecategoriseerd als ‘blootstellingsbeperking’ , 4 % (n = 5) als ‘complementaire geneeskunde ‘ , en 18 % (n = 23) als ‘andere’. Cognitieve gedragstherapie (CGT) en psychotrope drugs werden nooit gepresenteerd als mogelijke behandelingen voor EHS.

Conclusies: De krantendiscours betreffende de etiologie van EHS en de aanbevolen behandeling is sterk in strijd met de huidige gegevens in het veld. De meeste uitspraken over etiologie zorgen er voor dat EHS gerelateerd wordt aan de aanwezigheid van zwakke elektromagnetische velden en dat de blootstellingsbeperking als de meest aangewezen maatregel om de EHS – gerelateerde symptomen te verminderen wordt voorgesteld.

CONSULTATIES VAN DE EERSTELIJNSZORG VOOR SYMPTOMEN TOESGESCHREVEN AAN EKEKTROMAGNETISCHE VELDEN. EEN ONDERZOEK BIJ HUISARTSEN.
Huss A., Roosli M.
BMC Public Health 2006; 30 : 267-276.

Vijf procent van de Zwitserse bevolking schrijft gezondheidsklachten toe aan elektromagnetische velden (EMV). Huisartsen kunnen een rol spelen in het herkennen van een nieuw gezondheidsrisico aangezien ze de eersten zijn om personen die klachten vertonen te zien en op te volgen. Het is nog onduidelijk in welke mate EMV een probleem zijn in de eerstelijns gezondheidszorg. De onderzoekers voerden telefooninterviews uit in een steekproef van Zwitserse huisartsen om de frequentie van consultaties wegens EMV klachten na te gaan en de ervaring van de huisartsen met deze patiënten te kennen.

342 huisartsen werden geïnterviewd (28,2% van de gecontacteerde huisartsen). 69% van de huisartsen rapporteerde minstens één consultatie wegens EMV gerelateerde klachten. Huisartsen met een aanvullende vorming (Chinese geneeskunde, homeopathie, antroposofische geneeskunde, neuraaltherapie) rapporteerden meer consultaties wegens EMV gerelateerde klachten. De mediaan van het aantal klachten was 3. De meest vermelde EMV gerelateerde klachten waren slaapstoornissen, hoofdpijn en moeheid. De EMV bronnen die als oorzaak van de klachten werden aangegeven waren GSM basisstations, hoogspanningslijnen en eigen GSM gebruik. De huisartsen vonden de relatie tussen de klachten en de EMV aannemelijk in 54% van de gevallen. Er was geen combinatie van klachten en EMV bronnen dat opvallend en consistent scoorde als een geloofwaardige oorzaak van de klachten.

Het erkennen van een geloofwaardige relatie blijkt vooral te steunen op een preventieve stellingname in een situatie van wetenschappelijke onzekerheid. Meer onderzoek is nodig om een duidelijk inzicht te hebben in de mogelijke associatie tussen lange termijn EMV blootstelling en ongespecificeerde klachten.

HOOGSPANNINGSLIJNEN, ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN POPULATIE VERMENGING.
Jeffers D.
Radiat Prot Dosimetry. 2006, 1 of 4.

Draper et al.vonden dat de incidentie van kinderleukemie licht verhoogd was bij kinderen die leven op een afstand van 200 tot 600m van een hoogspanningslijn. Deze verhoging kan niet verklaard worden door de blootstelling aan elektromagnetische velden. Er wordt verondersteld dat dit het gevolg kan zijn van bevolkingsvermenging tengevolge van bewoningsontwikkeling na het aanleggen van de lijnen.

ASSOCIATIE TUSSEN KINDERLEUKEMIE EN BLOOTSTELLING AAN 50 HZ MAGNETISCHE VELDEN IN MIDDEN-EUROPA.
Jirik V, Pekarek L, V Janout, H. Tomaskova
Biomed Environ Sci. 2012; 25:597-601.

In de Tsjechische Republiek zijn in vergelijking met meer ontwikkelde westerse landen, hogere blootstellingsniveaus aanwezig, waarschijnlijk als gevolg van de verschillende typen woningen. In het licht van deze stelden de auteurs zich tot doel de associatie tussen ELF-MF blootstelling en leukemie bij kinderen in de Tsjechische Republiek te onderzoeken.

Ze voerden een gepaarde case-control studie uit. De gevallen (kinderen met leukemie) waren gematcht voor leeftijd, geslacht en vaste verblijfplaats met de controles (kinderen zonder leukemie). Dit beperkte de bias en confounding, maar leidde ook tot een beperkt aantal deelnemers.

De gevonden analyses bestonden uit 79 case-control paren. Er werd geen significante associatie tussen ELF-MF blootstelling en leukemie bij kinderen waargenomen voor blootstellingen meer dan 0,2 μT (odds ratio [OR] = 0,93, betrouwbaarheidsinterval [BI] = 0,45 tot 1,93), 0,3 μT (OR = 0,77, CI = 0.34-1,75), of 0,4 μT (OR = 0,9, CI = 0,37-2,22).

Conclusie: Ondanks de hogere niveaus van blootstelling in Midden-en Oost-Europa kon geen aanwijzing voor een verband tussen ELF-MF blootstelling en leukemie bij kinderen vastgesteld worden. Dit is in tegenstelling tot de resultaten van eerdere studies in verschillende landen.

STUDIE VAN KINDERLEUKEMIE EN RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN ELF MAGNETISCHE VELDEN IN JAPAN.
Kabuto M., Nitta H., Yamamoto S., Yamaguchi N., Akiba S., Honda Y., Hagihara J., Isaka K., Saito T., Ojima T., Nakamura Y., Mizoue T., Ito S., Eboshida A., Yamazaki S., Sokejima S., Kurokawa Y., Kubo O.
International Journal of Cancer; 22 feb.2006 [Epub ahead of print]

De auteurs voerden een populatie gebaseerde gevallen-controles studie uit in een gebied waar 54% van de Japanse kinderen woont. Ze analyseerde 312 gevallen (kinderen tussen 0 en 15 jaar met nieuw gediagnosticeerde ALL acute lymfoblastische leukemie of AML acute mylocytische leukemie) in de periode 1999-2001 (2,3 jaar) en 603 controles die gematched zijn wat betreft geslacht, leeftijd en woongebied. Een gemiddeld weekniveau van de magnetische veldsterkte in de slaapkamer van de kinderen werd bepaald. De veldsterkte metingen in elke set gevallen en controles werden zo vergelijkbaar mogelijk uitgevoerd in tijd om de invloed van seizoens-variaties te vermijden.

Het verband werd geëvalueerd door middel van conditionele logistische regressie. De odds ratio voor kinderen in wiens slaapkamer een magnetische veldsterkte van 0.4 μT of hoger werd gemeten, in vergelijking met de referentiegroep magnetische veldsterkte lager dan 0.1 μT) was 2.6 (95% confidentie interval = 0.76-8.6) voor AML + ALL en 4.7 (1.15-19.0) voor ALL alleen. Controle van mogelijke verstorende variabelen wijzigde de resultaten niet wezenlijk. Zelfs een analyse waarin de selectie bias werd gemaximaliseerd kon de associatie niet volledig verklaren. De meeste leukemie gevallen in de hoogste blootstellingscategorie hadden magnetische veldsterktes ver boven de 0.4 μT. Deze resultaten geven bijkomend bewijs dat blootstelling aan sterke ELF magnetische velden geassocieerd is met kinder-leukemie, meer bepaald ALL.

HET GEBRUIK VAN EEN ELEKTRISCHE DEKEN EN HET RISICO OP SCHILDKLIER ANKER IN DE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE OBSERVATIONELE COHORT.
Kato I, Jong A, Liu J, Abrams J, Bock C, Simon M.
Women Health. 2015; 55 (7): 829-841.

Schildklierkanker treft relatief meer vrouwen dan mannen. Het doel van deze studie was na te gaan of blootstelling aan extreem laagfrequente elektrische magnetische velden afkomstig van elektrische dekens (EBS) geassocieerd is met de ontwikkeling van schildklierkanker. De gegevens van 89.527 vrouwen die deelnamen aan de Women’s Health Initiative observationele studie en die de vragen betreffende de voorafgaande gebruik van EBS hebben beantwoord werden geanalyseerd. Tijdens een gemiddelde follow-up van 12,2 jaar werden 190 gevallen van schildklierkanker geïdentificeerd. De hazard ratio (HR) en 95 procent betrouwbaarheidsinterval (CI) van de schildklierkanker in verband met EBS gebruik werd geschat door gebruik te maken van Cox proportionele hazard model, gecorrigeerd voor geselecteerde co-variabelen. Een meerderheid, 57 procent van de vrouwen in de cohort, rapporteerden het gebruik van EBS tijdens het slapen en / of voor het verwarmen van het bed voor het slapen. Er werd geen verband gevonden tussen het gebruik van EBS en het daaropvolgende risico op schildklierkanker (HR = 0,98, 95 procent CI 0,72-1,32). De duur van het EBS gebruik gemeten in jaren, maanden, of uren had geen effect op het risico. Deze resultaten veranderen niet wanneer de gevallen werden beperkt tot papillaire schildklierkanker, de meest voorkomende histologische soort.

Conclusie: De resultaten van deze studie geven geen ondersteuning voor mogelijke risico’s voor schildklierkanker ten gevolge van het gebruik van elektrische dekens.

KINDERLEUKEMIE, ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN EN TEMPORELE TRENDS.
Kheifets L., Swanson J., Greenland S.
Bioelectromagnetics. 2006; 27 : 545-552.

Gedurende de laatste 25 jaar is er bezorgdheid geuit over de mogelijke gezondheidseffecten van ELF elektrische en magnetische velden, voornamelijk in relatie tot kinderleukemie. Vergelijkingen van de wijzigingen in elektrisch verbruik (een surrogaat voor blootstelling) met de wijzigingen in de incidentie van kinderleukemie (gekend als ecologische correlatie) worden gebruikt als bewijs zowel voor als tegen een associatie tussen ELF en kinderleukemie. In dit artikel onderzoeken de auteurs wat kan geleerd worden uit de ecologische epidemiologische studies. Ze onderzoeken eerst afzonderlijk de evidentie voor trends in de blootstelling aan ELF en de trends in de incidentie van kinderleukemie, en vergelijken ze nadien. Zowel de blootstelling als de incidentie is toegenomen, maar te veel schattingen en veronderstellingen spelen mee in het verbinden van de twee trends dat het niet kan gezien worden als zinvol bewijs voor of tegen een causaal verband.

PSYCHISCHE KLACHTEN EN GEZONDHEIDSGERELATEERDE KWALITEIT VAN HET LEVEN BIJ IDIOPATHISCHE OMGEVINGSINTOLERANTIE TOEGESCHREVEN AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN.
Kjellqvist A, Palmquist E, Nordin S.
J Psychosom Res. 2016; 84: 8-12.

Behoefte aan een beter begrip betreffende het ontstaan van idiopathische omgevingsintolerantie toegeschreven aan elektromagnetische velden (IEI-EMF) was de motivatie voor de huidige studie over psychische klachten en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van het leven (KvL) bij personen die gezondheidsklachten toeschrijven aan elektromagnetische velden. Deelnemers met IEI-EMF (n = 114) en een op basis van de bevolking genomen steekproef van referenten (n = 104) werden onderzocht met zes subschalen van de Symptoom Checklist 90 (SCL-90) om psychische klachten te beoordelen, en met acht subschalen van de korte (36) Health survey (SF-36) om de kwaliteit van het leven te beoordelen.

Significant hogere scores werden gevonden voor obsessief/dwangmatig gedrag, interpersoonlijke overgevoeligheid, vijandigheid, fobische angst en paranoïde gedachten in de IEI-EMF groep in vergelijking met referenten, terwijl slechts een neiging van een dergelijk verschil werd gevonden voor psychotisme. Bovendien werd slechtere kwaliteit van leven in de IEI-EMF-groep, in vergelijking met referenten, gevonden met betrekking tot het fysieke en sociaal functioneren, fysieke en emotionele rol beperkingen, algemene gezondheid, vitaliteit, lichamelijke pijn, en geestelijke gezondheid. Significante correlatie met een matige tot sterke invloed werd gevonden tussen een aantal van de SCL-90 en SF-36 subschalen.

Conclusies: De resultaten suggereren dat IEI-EMF geassocieerd is met verschillende soorten psychische klachten en slechte kwaliteit van het leven. Klinische implicaties omvatten een theoretische ondersteuning voor cognitieve gedragstherapie, en, hoewel verder onderzoek nodig is, meer aandacht gericht op gevoelens van minderwaardigheid en onbehagen in relaties en woede, vijandigheid en wrok ten opzichte van andere mensen.

KANKER BIJ KINDEREN EN MAGNETISCHE VELDEN VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN IN ENGELAND EN WALES: EEN CASE-CONTROL STUDIE.
Kroll ME, Swanson J, Vincent TJ, Draper GJ.
Br J Cancer. 2010; 103 (7): 931-2.

Er zijn epidemiologische aanwijzingen dat chronische lage-intensiteit extreem-laagfrequente magnetische veld blootstelling geassocieerd is met een verhoogd risico op leukemie bij kinderen. Het is echter niet zeker dat deze associatie oorzakelijk is.

De auteurs beschrijven een nationale case-control studie over het verband tussen het risico op kanker in de kindertijd en de gemiddelde magnetische veldsterkte van een hoog-voltage bovengrondse hoogspanningslijnen in het huis van het kind in het jaar van de geboorte, geschat met behulp van National Grid data. Uit het Rijksregister van kindertumoren verkregen de auteurs gegevens van 28.968 kinderen geboren in Engeland en Wales van 1962 tot 1995 en gediagnosticeerd in Groot-Brittannië met kanker op een leeftijd jonger dan 15 jaar. Controles werden geselecteerd uit geboorteregisters, individueel gematcht naar geslacht, periode van de geboorte, en wijk van geboorteregistratie. De participatie van de gevallen en controles was niet vereist.

Het geschatte relatieve risico voor elke 0,2 µT toename van het magnetisch veld was 1,14 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,57 tot 2,32) voor leukemie, 0,80 (0.43 tot 1.51) voor CNS / hersentumoren, en 1.34 (0.84 tot 2,15) voor andere vormen van kanker.

Conclusie: Hoewel niet statistisch significant, lijkt de raming voor leukemie bij kinderen op de resultaten van vergelijkbare onderzoeken. Als men ervan uitgaat dat de associatie causaal is, is het geschatte toekomstige risico’s lager dan één geval per jaar. Het is onwaarschijnlijk dat magnetisch veld blootstelling gedurende het jaar van geboorte de hele oorzaak is van de associatie met de afstand tot bovengrondse hoogspanningslijnen die eerder door de auteurs gemeld werd.

ELF MAGNETISCHE VELD BLOOTSTELLING VAN KINDEREN IN SCHOLEN GELEGEN NAAST HOOGSPANNINGSLIJNEN.
Li CY, Sung FC, Chen FL, Lee PC, Silva M, Mezei G.
Science of the Total Environment 2007; 376 : 151-159.

Meerdere epidemiologische studies hebben de residentiële blootstelling van kinderen aan ELF magnetische velden bestudeerd, maar blootstelling in de school waar kinderen elke werkdag 8 uren verblijven is maar zelden uitgevoerd. Tussen maart en juni 2004 voerden de auteurs een studie uit in Taipei City en County in Noord Taiwan om het blootstellingspatroon van kinderen in scholen waar een hoogspanningslijn door de campus loopt te bepalen.

101 kinderen in 14 scholen met nabijgelegen hoogspanningslijn (blootgestelde groep) en 123 kinderen in 18 scholen op minimum 100m afstand van een hoogspanningslijn (controle groep) werden gedurende 24 uur gemonitord op persoonlijke blootstelling aan ELF magnetische velden. Met plaats-metingen werden klaslokalen en speelpleinen in een buffergebied (tot 30m van de hoogspanningslijn) en verder bemeten om te bepalen tot hoever de hoogspanningslijnen een bijdrage leveren in de omgevingsblootstelling op de campus.

Uit de resultaten blijkt dat de twee groepen niet veel verschillen voor de gemiddelde blootstelling en de blootstelling boven de 0,4 μT In de blootgestelde groep had 17,8% van de kinderen een blootstelling boven de 0,4 μT. In de controlegroep was dit slechts 6,5% (significant verschillend, p=0,011). Van de 11 studenten in klaslokalen in het buffergebied had 27,3% een blootstelling boven de 0,4 μT. Speelpleinen in het buffergebied toonden een significant hogere blootstelling an de andere zones in de blootgestelde groep (0,7 μT t.o.v. 0,18 μT, p=0,043).

Uit deze studie blijkt dat de ELF blootstelling van kinderen op scholen n de nabijheid van een hoogspanningslijn sterk kan variëren. Kinderen in deze scholen hebben een grotere kans om een blootstelling boven de 0,4 μT te hebben.

ONDERZOEK NAAR DE RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN 50 HZ MAGNETISCHE VELDEN VAN DE KINDEREN IN TAIWAN.
Li CY, Mezei G, Sung FC, Silva M, Chen PC, Lee PC, Chen LM.
Environ Int. 2007; 33 : 233-238.

Deze studie onderzoekt in Taiwan de blootstelling aan 50 Hz magnetische velden in huizen bewoond door kinderen jonger dan 7 jaar. Er werd een representatief staal van 40 districten samengesteld. In deze districten werden alle (4184) huizen met kinderen jonger dan 7 jaar bezocht en aangemoedigd om mee te werken met de metingen. Vier getrainde onderzoekers voerden gedurende 2 jaar spot-metingen uit in kamers van de geselecteerde huizen.

Een vragenlijst betreffende de residentiele karakteristieken en nabijgelegen elektriciteitsvoorzieningen werd ingevuld. In 2214 huizen (participatiegraad 53%) werden metingen uitgevoerd. Het gewogen gemiddelde van de magnetische veldsterkte was 0,121 microTesla (standaard deviatie 0,185, range 0,01-3,304 microTesla). De blootstelling was hoger dan 0,3 en 0,4 microTesla in 7,3% en 5,4% van de huizen. Er was een goede overeenkomst tussen de gemiddelde blootstelling van de woning en de gemeten blootstelling in de slaapkamer van de kinderen. In een multivariate logistische regressie werd vastgesteld dat oudere gebouwen, gebouwen met zowel residentieel als commercieel gebruik, en gebouwen in de nabijheid van elektriciteitsvoorzieningen, frequenter een blootstelling had van boven 0,4 microTesla. Uit dit onderzoek bleek dat de blootstelling van kinderen in Taiwan hoger is dan van kinderen in Europa of Noord Amerika.

EVALUATIE VAN DE NON-RESPONS BIAS EN EEN ONDERZOEK VAN DE RESIDENTIELE BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN VAN TAIWAN.
Li CY, Mezei G, Sung FC, Silva M, Lee PC, Chen PC, Chen LM.
Bioelectromagnetics. 2007; 28: 340-348.

De auteurs evalueren de mogelijke non-respons bias in het verzamelen van informatie over residentiële ELF EMV blootstelling in Taiwan. Alle huishoudens met kinderen jonger dan 7 jaar in twee bestudeerde districten (één in een stedelijke en één in een landelijke omgeving) werden bezocht en gevraagd voor metingen in het huis in 2003. De eerste respons was slechts 32% (33/104) in het stedelijk district en 60% (61/101) in het landelijke district. Een jaar later in hetzelfde jaargetijde werd een tweede onderzoek uitgevoerd bij degenen die metingen weigerden in het eerste onderzoek en werden in 77 woningen (50 stedelijk en 27 landelijk) metingen uitgevoerd. De twee districten werden uitgekozen omdat de locale verantwoordelijken voor de volksgezondheid bereid waren mee te werken in het eerste onderzoek en om de bewoners te informeren tijdens het tweede onderzoek. Met uitzondering van de meteorologische omstandigheden gaven de beide onderzoeken gelijkaardige resultaten voor wat betreft residentiële karakteristieken en elektriciteitsinstallaties in de omgeving van de huizen. De gemiddelde residentiële magnetische veldsterkte voor de stedelijke woningen was 0,121 μT en 0,140 μT (P = 0,620) voor de twee onderzoeken. voor de landelijke woningen was dit 0,119 μT en 0,115 μT (P = 0,802).

Conclusie: Alhoewel dit onderzoek beperkt is in grootte toont ze aan dat metingen van de residentiële ELF EMV blootstelling weinig beïnvloed worden door selectie bias wanneer de metingen beperkt zijn in een klein district waar de mensen in gelijkaardige socio-economische condities leven.

ASSOCIATIE TUSSEN MATERNALE BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELD NIETIONISERENDE STRALING TIJDENS DE ZWANGERSCHAP EN HET RISICO OP AANDACHTSTEKORT/HYPERACTIVITEITSSTOORNIS (ADHD) BIJ NAKOMELINGEN IN EEN LONGITUDINAAL GEBOORTECOHORT.
Li DK, Chen H, Ferber JR, Hirst AK, Odouli R.
JAMA Netw Open. 2020 Mar 2; 3 (3): e201417.

Het doel van deze studie was om te bepalen of maternale blootstelling aan hoge niveaus van magnetisch veld (MF) niet-ioniserende straling geassocieerd is met een verhoogd risico op ADHD bij nakomelingen, door middel van nauwkeurigere metingen van MF niet-ioniserende stralingsniveaus en door de arts gediagnosticeerde ADHD in plaats van zelfrapportages, en om te bepalen of de associatie verschilt voor de subtypes van ADHD met of zonder immuungerelateerde comorbiditeiten. Een longitudinaal geboortecohortonderzoek werd uitgevoerd bij Kaiser Permanente Noord-Californië onder 1482 moeder-kindparen van wie de moeders deelnemers waren aan een bestaand geboortecohort en wier blootstelling aan MF niet-ioniserende straling tijdens de zwangerschap werd vastgelegd in 2 onderzoeken die werden uitgevoerd vanaf 1 oktober 1996 tot 31 oktober 1998 en van 1 mei 2006 tot 29 februari 2012. De nakomelingen werden opgevolgd van 1 mei 1997 tot 31 december 2017. Alle deelnemende vrouwen droegen tijdens de zwangerschap gedurende 24 uur een meter om het niveau van blootstelling aan MF-niet-ioniserende straling van welke bron dan ook vast te leggen. Door de arts gediagnosticeerde ADHD en immuungerelateerde comorbiditeiten van astma of atopische dermatitis bij nakomelingen tot 20 jaar werden genoteerd in het elektronische medische dossier van Kaiser Permanente Northern California van 1 mei 1997 tot 31 december 2017. Confounders werden vastgesteld tijdens persoonsinterviews tijdens de zwangerschap. Onder de 1454 moederkindparen (548 blanke [37,7%], 110 Afro-Amerikaanse [7,6%], 325 Latijns-Amerikaanse [22,4%], 376 Aziatische of Pacifische eilandbewoners [25,9%] en 95 andere of onbekende [6,5%]; met een gemiddelde [SD] maternale leeftijd, 31,4 [5,4] jaar]), hadden 61 kinderen (4,2%) een door de arts gediagnosticeerde ADHD. Gebruikmakend van Cox-proportionele gevarenregressie om rekening te houden met de follow-uptijd en verstorende factoren, hadden kinderen van wie de moeder werd blootgesteld aan hogere MF-niet-ioniserende straling, vergeleken met kinderen van wie de moeder tijdens de zwangerschap een lage blootstelling aan MF-niet-ioniserende straling had, meer dan tweemaal het risico op ADHD (aangepaste hazard ratio [aHR], 2,01; 95% BI, 1,06-3,81). De associatie was sterker voor ADHD die aanhield tot in de adolescentie (≥ 12 jaar), met een aHR van 3,38 (95% BI, 1,43-8,02). Toen de subtypes van ADHD werden onderzocht, was de associatie voornamelijk aanwezig  voor ADHD met immuungerelateerde comorbiditeiten (astma of atopische dermatitis), met een aHR van 4,57 (95% BI, 1,61-12,99) voor alle ADHD-gevallen en een aHR van 8,27 ( 95% BI, 1,96-34,79) voor aanhoudende gevallen van ADHD.

Conclusies: In overeenstemming met de recente literatuur suggereert deze studie dat blootstelling aan hoge niveaus van niet-ioniserende straling in de baarmoeder geassocieerd was met een verhoogd risico op ADHD, vooral ADHD met immuungerelateerde comorbiditeit. De bevindingen zouden meer onderzoek moeten stimuleren om de biologische associatie van blootstelling aan in utero MF met het risico op ADHD bij nakomelingen te onderzoeken, aangezien bijna iedereen eraan wordt blootgesteld.

BLOOTSTELLING VAN DE MOEDER AAN MAGNETISCHE VELDEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP IN RELATIE TOT HET RISICO VAN ASTMA BIJ KINDEREN.
Li DK, Chen H, Odouli R.
Arch Pediatr Adolesc Med. 2011, 165: 945-950.

Het doel van deze studie is om te bepalen of blootstelling aan hoge niveaus van magnetische velden (MV) tijdens de zwangerschap geassocieerd is met het risico van astma bij kinderen.

De deelnemers waren zwangere leden van de Kaiser Permanente van Noord-Californië in de omgeving van San Francisco.

Astma werd klinisch gediagnosticeerd bij 626 kinderen die werden opgevolgd voor 13 jaar. Alle deelnemers droegen een meter om hun MV te meten tijdens de zwangerschap.

Na correctie voor potentiële confounders, werd een statistisch significante lineaire dosis-respons relatie waargenomen tussen de mediane dagelijkse MV blootstelling van de moeder tijdens de zwangerschap en een verhoogd risico op astma bij de nakomelingen: elke 1 mG stijging van het MV-niveau tijdens de zwangerschap was geassocieerd met een 15% verhoogde rate van astma bij kinderen (aangepast hazard ratio [aHR], 1,15, 95% betrouwbaarheidsinterval [BI], 1,04-1,27). Met behulp van categorische MV-niveaus, lieten de resultaten een vergelijkbare dosis-respons relatie zien: in vergelijking met de kinderen waarvan de moeders had een laag MV-niveau (mediaan 24-uur MF niveau, = 0,3 mg) tijdens de zwangerschap hadden, hadden de kinderen van de moeders met een hoog niveau MV (> 2,0 mg) een meer dan een 3.5-voudig verhoogde rate van astma (aHR, 3,52, 95% BI, 1,68 tot 7.35), terwijl kinderen van de moeders met een gemiddeld MV-niveau (> 0.3-2.0 mg) een 74% verhoogde rate van astma (aHR, 1,74, 95% BI, 0,93-3.25). Een statistisch significante synergetische interactie werd waargenomen tussen het MV effect en een moederlijke voorgeschiedenis van astma en geboorte volgorde (eerstgeborene).

Conclusie: Deze bevindingen bieden een epidemiologisch bewijs dat een blootstelling van de moeder aan hoge MV niveaus tijdens de zwangerschap het risico op astma bij haar kinderen kan verhogen.

EEN PROSPECTIEVE STUDIE VAN IN UTERO BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN HET RISICO OP OBESITAS BIJ KINDEREN.
Li DK, Ferber JR, Odouli R, Quesenberry CP Jr
Sci Rep 2012; 2:540.

De auteurs voerden een prospectieve studie uit om te onderzoeken of in-utero blootstelling aan magnetische velden (MF) het risico van obesitas bij kinderen verhoogt. Deelnemende vrouwen droeg een meter die MF niveaus meet tijdens de zwangerschap en 733 van hun kinderen werden gevolgd tot 13 jaar door klinisch opgenomen informatie over groeipatronen te verzamelen met 33 gewicht metingen per kind gemiddeld. Prenatale blootstelling aan hoge MF niveaus in vergelijking met lagere MF niveaus werd in verband gebracht met een verhoogd risico op zwaarlijvigheid bij de nakomelingen (odds ratio = 1,69, 95% betrouwbaarheidsinterval: 1,01-2,84). De associatie vertoonde een dosis-respons-relatie en was sterker (meer dan 2,3 keer verhoogd risico) bij kinderen die werden gevolgd tot het einde van de studie. De associatie bestond alleen voor hardnekkige obesitas, maar niet voor tijdelijke obesitas. Conclusie: Maternale blootstelling aan hoge MF tijdens de zwangerschap kan een nieuwe en voordien onbekende factor zijn die bijdraagt tot de wereldwijde epidemie van overgewicht/obesitas bij kinderen.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCH VELD NIET-IONISERENDE STRALING EN HET RISICO OP MISKRAAM: EEN PROSPECTIEVE COHORTSTUDIE.
Li DK, Chen H, Ferber JR, Odouli R2 Quesenberry C.
Sci Rep. 2017 13 Dec 13; 7(1): 17541.

Magnetisch veld (MF) niet-ioniserende straling is wijdverspreid en iedereen wordt enigszins blootgesteld. Deze prospectieve cohortstudie van 913 zwangere vrouwen onderzocht de associatie tussen hoge MF-blootstelling en het risico op miskraam. Cox (proportionele risico’s) regressie werd gebruikt om de associatie te onderzoeken. Na controle voor meerdere andere factoren hadden vrouwen die waren blootgesteld aan hogere MF-niveaus een 2,72 keer hoger risico op een miskraam (hazard ratio = 2,72, 95% CI: 1,42-5,19) dan vrouwen met een lagere MF-blootstelling. Het verhoogde risico op een miskraam geassocieerd met hoge MF werd consistent waargenomen, ongeacht de bronnen van hoge MF. De associatie was veel sterker als het MF werd gemeten op een typische dag van de zwangerschap van de deelneemsters. De studie toonde ook aan dat een nauwkeurige meting van de MF-blootstelling van vitaal belang is voor het onderzoeken van MF-gezondheidseffecten.

Conclusies: Deze studie verschaft nieuw bewijs, direct van een menselijke populatie, dat niet-MF ioniserende straling nadelige biologische effecten op de gezondheid van de mens zou kunnen hebben.

RESIDENTIELE BLOOTSTELLING AAN HOOGSPANNING TRANSMISSIE LIJNEN EN HET RISICO OP LYMFOPROLIFERATIEVE EN MYELOPROLIFERATIEVE AANDOENINGEN, EEN GEVALLEN-CONTROLES STUDIE.
Lowenthal RM, Tuck DM, Bray IC.
Intern Med J. 2007; 37: 614-619.

Studies hebben een associatie aangetoond tussen elektromagnetische velden en kinderleukemie. Het doel van deze studie was na te gaan of er een verhoogd risico op lymfoproliferatieve aandoeningen (LPA) of myeloproliferatieve aandoeningen
(MPA) optreedt als men woont op een afstand van 300 meter of minder van een hoogspanningslijn.

De gevallen-controles studie omvatte 854 patiënten met LPA of MPA (inclusief leukemie, lymfoom en gelijkaardige aandoeningen) met een leeftijd van 0 tot 94 jaar, zijnde alle gevallen die tussen 1972 en 1980 in Tasmanië zijn gediagnosticeerd. De controles werden individueel gematcht voor geslacht en leeftijd op het ogenblik van diagnose. Vergeleken met degenen die altijd gewoond hebben op een afstand van de hoogspanningslijn van meer dan 300 meter hebben degenen die ooit gewoond hebben op een afstand van minder dan 50 meter een odds ratio van 2,06 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,87-4,91) voor het ontwikkelen van LPA of MPA (gebaseerd op 768 volwassen gevallen- controles paren). Zij die woonden op een afstand tussen 50 en 300 meter hadden een odds ratio van 1,30 (0,98-1,91). Volwassenen die gewoond hebben op minder dan 300 meter van een hoogspanningslijn gedurende de eerste 15 jaar van hun leven hadden verhoogd risico met een odds ratio van 3,23 (1,26-8,29). Zij die er gewoond hebben in de leeftijdsperiode 0 tot 5 jaar had een odds ratio 4,74 (0,98-22,9). Deze associaties werden versterkt wanneer de analyse herhaald werd voor de 201 paren die steeds in Tasmanië gewoond hadden.

Conclusie: Alhoewel dat deze studie vele beperkingen heeft duiden de resultaten op de mogelijkheid van een verband tussen langdurig verblijf dicht bij een hoogspanningslijn, vooral in de eerste levensjaren, en een verhoogd risico op het ontwikkelen van LPA en MPA op latere leeftijd.

HET EFFECT VAN EXTREEM LAAGFREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN OP DE ZWANGERSCHAP, FOETALE GROEI, EN DE ONTWIKKELING.
Mahram M, Ghazavi M.
Arch Iran Med. 2013, 16 (4): 221-224.

Blootstelling aan elektromagnetische velden (EMV) en de effecten bij verschillende frequenties op levende wezens is al decennia onderzocht. Er zijn echter minder studies uitgevoerd op mensen. Deze studie heeft als doel om het effect van extreem lage frequentie (ELF)-elektromagnetische velden op de zwangerschap, foetale groei en de ontwikkeling bij de mens te bepalen.

In deze epidemiologische analytische cohortstudie, zijn de gevallen zwangere vrouwen en hun pasgeborenen. Er waren 222 vrouwen die tijdens de zwangerschap waren blootgesteld aan ELF-EMV’s van de hoogspanningstorens en -kabels en 158 vrouwen die geen blootstelling tijdens de zwangerschap hadden. Gegevens betreffende de zwangerschapsduur, neonatale geboortegewicht, lengte, hoofdomtrek, geslacht en aangeboren afwijkingen opgenomen werden verzameld door middel van directe vragen, metingen en doorverwijzing naar de geregistreerde gegevens van ziekenhuis of gezondheidscentrum. De verzamelde gegevens werden geanalyseerd met SPSS-16. P <0,05 werd als significant beschouwd.

Er werd geen significant verschil gevonden in zwangerschapsduur en vroeggeboorte, neonatale geboortegewicht, lengte, hoofdomtrek en aangeboren afwijkingen in de twee onderzochte groepen.

Conclusie: De resultaten van deze studie tonen geen significante effecten van ELF-EMV op de menselijke zwangerschap, foetale groei en ontwikkeling.

Maternele blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen en de kans op aangeboren afwijkingen.
Malagoli C, Crespi CM, Rodolfi R, Signorelli C, Poli M, Zanichelli P, Fabbi S, Teggi S, Garavelli L, Astolfi G, Calzolari E, Lucenti C, Vinceti M.
Bioelectromagnetics. 2012; 33: 405 tot 409.

De auteurs voerden een populatie-gebaseerde, case-control studie uit om het risico van aangeboren afwijkingen geassocieerd met maternele blootstelling aan magnetische velden (MV) van hoogspanningslijnen tijdens de zwangerschap in een gemeenschap in Noord-Italië te onderzoeken. Zij identificeerden 228 gevallen van aangeboren afwijkingen gediagnosticeerd bij levendgeborenen, doodgeborenen, en geïnduceerde abortussen bij vrouwen in de gemeente Reggio Emilia tijdens de periode 1998-2006, en een referentiegroep van gezonde pasgeborenen gematcht voor geboortejaar, leeftijd van de moeder en het ziekenhuis van geboorte. De auteurs identificeerden de verblijfplaats van de moeder tijdens de vroege zwangerschap en gebruikten een Geographic Information System om te bepalen of de woningen lagen binnen de geocode gangen met MV ≥ 0,1 μT rond hoogspanningslijnen. Vervolgens berekenden ze het relatieve risico (RR) van aangeboren afwijkingen geassocieerd met de blootstelling van de moeder. Eén geval en 5 controle moeders werden ingedeeld als blootgesteld, en de RR geassocieerd met MV ≥ 0,1 μT was 0,2 (95% CI: 0,0-2.0) na correctie voor onderwijsniveau van de moeder.

Conclusie: Hoewel kleine of matige effecten onopgemerkt kunnen blijven als gevolg van lage statistische power, bieden de resultaten van deze studie algemene geen ondersteuning voor een teratogeen risico als gevolg van blootstelling aan MV tijdens de vroege zwangerschap.

STERFTE AAN LEUKEMIE, HERSENKANKER, AMYOTROFE LATERALE SCLEROSE BIJ VOLWASSENEN EN MAGNETISCHE VELDEN VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN: EEN CASE-CONTROL STUDIE IN BRAZILIË.
Marcilio I, Gouveia N, Pereira Filho ML, Kheifets L.
Rev Bras Epidemiol. 2011, 14: 580-588.

Recente publicaties tonen een hernieuwde belangstelling bij de beoordeling van mogelijke gezondheidsrisico’s voor personen die dicht bij transmissielijnen verblijven. Deze studie is gericht op de evaluatie van de associatie van zowel afstand van het woonadres tot de dichtstbijzijnde bovengrondse hoogspanningsleiding als het berekende magnetische veld van de hoogspanningslijnen en de sterfte aan leukemie, hersenkanker, en amyotrofische lateraal sclerose. De auteurs hebben een case-control studie uitgevoerd op basis van de aktes van overlijden van de sterfte van volwassenen in de grootstedelijke regio van São Paulo, in Brazilië. De analyse omvatte 1.857 gevallen van leukemie, 2.357 van hersenkanker, 367 van amyotrofische laterale sclerose, en 4706 als controlegroep. Een verhoogd risico op sterfte door leukemie bij volwassenen die leven op korte afstand tot transmissielijnen in vergelijking met personen die verder dan 400 meter wonen werd gevonden. Het risico was hoger voor personen die binnen 50 meter afstand van hoogspanningsleidingen wonen (OR = 1,47, 95% betrouwbaarheidsinterval BI = 0,99 tot 2,18). Ook werd een kleine toename van leukemiesterfte bij volwassenen die wonen in huizen met een hogere berekende magnetische veldsterkte vastgesteld(OR = 1,61, 95% BI = 0.91-2.86 voor mensen blootgesteld aan magnetische velden > 0,3 μT). Er werd geen toename gezien bij hersentumoren of amyotrofische laterale sclerose.

Conclusie: Deze bevindingen suggereren een hoger risico op leukemie bij personen die dichter bij transmissielijnen wonen, en voor hen die in woningen met een hogere berekende magnetische veldsterkte wonen, hoewel het risico beperkt was tot lagere spanningslijnen te.

ONDERZOEK NAAR DE BRONNEN VAN RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN 50 HZ MAGNETISCHE VELDEN IN HET UK KINDERKANKER ONDERZOEK.
Maslanyj MP, Mee TJ, Renew DC, Simpson J, Ansell P, Allen SG, Roman E.
J Radiol Prot. 2007; 27 : 41-58.

Het UK Kinderkanker onderzoek is een uitgebreide en unieke bron betreffende de blootstelling aan residentiële magnetische velden in het Verenigd Koninkrijk. Het doel van deze aanvullende studie was een aantal huizen uit het onderzoek te bekijken om de specifieke bronnen die bijdragen tot een hoge gemiddelde blootstelling te identificeren. 196 huizen werden onderzocht, waarvan 102 met een in het eerste onderzoek geschatte blootstelling hoger dan 0,2 microTesla en 21 hoger dan 0,4 microTesla.

Eerst werd een onderzoek uitgevoerd aan de buitenkant van alle 196 woningen. Vervolgens werd, met informed consent, een onderzoek uitgevoerd van 19 woningen. De studie vond dat laag-voltage bronnen die te maken hebben met de
elektriciteitsvoorziening in het huis verantwoordelijk waren voor 77% van de blootstellingen boven 0,2 microTesla en 57% van deze boven 0,4 microTesla. De meeste van deze blootstellingen hadden te maken met netstromen in kringen in en rond het huis. Hoog-voltage bronnen, inclusief de hoogspanningslijnen, waren verantwoordelijk voor 43% van de blootstelling boven 0,2 microTesla en 43% van deze boven 0,4 microTesla.

In volksgezondheid heeft men zich omwille van het voorzorgsprincipe gefocust op het nemen van maatregelen die tot doel hadden de blootstelling te beperken. Deze studie geeft interessante informatie in verband met de verschillende opties voor blootstellingsbeperking in het Verenigd Koninkrijk. Zo is het mogelijk om in huizen met netstromen hoger dan normaal de blootstelling te beperken door het wegwerken van de netstromen. Verder onderzoek is nodig om de haalbaarheid hiervan te achterhalen.

MAGNETISCHE VELDEN EN ACUTE LEUKEMIE BIJ KINDEREN MET SYNDROOM VAN DOWN.
Mejia-Arangure JM, Fajardo-Gutierrez A, Perez-Saldivar ML, Gorodezky C, Martinez-Avalos A, Romero-uzman L, Campo-Martinez MA, Flores-Lujano J, Salamanca-Gomez F, Velasquez-Perez L.
Epidemiology. 2007; 18 : 158-161.

De auteurs onderzochten het effect van blootstelling aan magnetische velden op het optreden van acute leukemie van kinderen met syndroom van Down (die een 20 keer hoger risico hebben op leukemie). Ze voerden een gevallen-controle studie uit bij 42 kinderen met acute leukemie en syndroom van Down en 124 gezonde kinderen met Down syndroom als controles. Ze verzamelden demografische informatie betreffende de kinderen en voerden punt-metingen uit van de magnetische veldsterkte in elke woning. The odds ratio voor directe metingen van magnetische velden boven of gelijk aan 6.00 mG was 3,7 (95% betrouwbaarheidsinterval = 1.05 – 13.1)

Conclusie: de associatie tussen magnetische velden en leukemie bij kinderen met syndroom van Down veronderstelt de mogelijkheid van een causale rol van de magnetische velden in de etiologie van leukemie bij een genetisch gevoelige subgroep van kinderen.

ANALYSE VAN GLOBALE MAATSTAVEN VOOR MAGNETISCHE VELD PIEKBLOOTSTELLINGEN.
Mezei G., Bracken T.D., Senior R., Kavet R.
J Expo Sci Environ Epidemiol. 2006; 16 : 477-485.

In twee vroegere epidemiologische studies werd een associatie vastgesteld tussen de maximum blootstelling aan 50Hz magnetisch veld gedurende een 24-uur meting en het risico op miskraam. Als hypothese nam men aan dat de waargenomen associatie het resultaat is van verschillen in gedrag tussen vrouwen met een gezonde zwangerschap (minder fysiek actief) en vrouwen met een miskraam.

De auteurs analyseerden 4 datasets met metingen van de blootstelling aan magnetische 50Hz velden om de karakteristieken van piekblootstelling te kennen. Ze vonden dat het aantal activiteitscategorieën die door de studieobjecten werden aangeduid gebruikt konden worden om de proportie van subjecten met blootstelling boven de limietwaarden in te schatten. Blootstellingsparameters gebaseerd op maximum waarden boven limiet waarden klasseren actieve mensen in een hogere blootstellingscategorie. Deze bevindingen zijn consistent met de hypothese dat de associatie tussen het maximum magnetische veld en miskraam mogelijks het gevolg is van verschillen in gedrag tussen vrouwen met een gezonde zwangerschap en vrouwen met een miskraam.

BLOOTSTELLING AAN RESIDENTIELE MAGNETISCHE VELDEN EN HERSENKANKER BIJ KINDEREN: EEN META-ANALYSE.
Mezei G, Gadallah M, Kheifets L.
Epidemiology 2008; 19: 424-430.

De auteurs van dit artikel maakten een meta-analyse van de studies over de relatie tussen blootstelling aan magnetische velden en hersentumoren bij kinderen om de homogeniteit van de resultaten te bestuderen, de redenen voor heterogeniteit te achterhalen en om een schatting van het globale effect af te leiden. Vergelijking tussen studies over hersenkanker bij kinderen en kinderleukemie kan hierbij helpen om de mogelijkheid van selectie bias in de kinderleukemiestudies te evalueren.

Er werden 13 studies verzameld. Gebruikmakend van een omgekeerde variantiegewogen methode werden globale effectschatters berekend, afzonderlijk voor afstand, wire code en gemeten en berekend magnetisch veld. Sensitiviteitsanalyse werd uitgevoerd om de invloed van individuele studies, de mogelijkheid van selectie bias en de mogelijkheid van publicatie bias na te gaan. Met uitzondering van de wire code 2
studies kwamen de resultaten overeen met homogeniteit tussen de studies. De globale odds ratio’s (95% betrouwbaarheidsinterval) waren 0,88 (0,57-1,37) voor afstand kleiner dan 50 m en 1,14 (0,78-1,67) voor berekend en gemeten magnetische veldsterkte hoger dan 0,2 microtesla. Voor gemeten en berekende magnetische veldsterkte boven 0,3 en 0,4 microT waren de odds ratio’s 1,68 (0,83-3,43) waarbij er geen verschillen waren in de methode van blootstellingsevaluatie. Geen enkele studie had een substantieel effect op de globale schatters. Er was geen indicatie van publicatie bias.

Besluit: Met een uitzondering van een hoog cut-off punt (0.3/0.4 microT) waar de mogelijkheid van een beperkt risico niet kan uitgesloten worden, werd geen toename van hersenkanker bij kinderen vastgesteld voor elk van de verschillende blootstellingsparameters.

INSCHATTING VAN DE SELECTIE BIAS IN DE CANADESE GEVALLEN-CONTROLE STUDIE OVER RESIDENTIELE BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN KINDERLEUKEMIE.
Mezei G, Spinelli JJ, Wong P, Borugian M, McBride ML.
Am.J.Epidemiol. 2088; 167: 1504-1510.

De auteurs van dit artikel onderzochten de rol van selectie bias in de Canadese gevallen-controles studie over residentiële blootstelling aan magnetische velden en kinderleukemie uit 1999. Ze onderzochten de gevallen, de deelnemende controles en eerste keus niet-deelnemende controles. De blootstelling werd geëvalueerd via wire code, een classificatie systeem op basis van de karakteristieken van de elektrische bedrading in de omgeving van de woningen. Alhoewel dit geen perfecte maat is voor de blootstelling aan magnetische velden is deze methode toch gebruikt omdat het de enige mogelijke manier is om de blootstelling van de niet-participerende controles te evalueren.

Eerste keus niet-deelnemende controles waren van een lager socio-economische status dan de vervangers (niet eerste keus deelnemende controles) en lagere socioeconomische status was geassocieerd met een hogere wire code klasse. De odds ratio voor het ontwikkelen van kinderleukemie in de hoogste blootstellingscategorie was 1,6 (95% betrouwbaarheidsinterval : 1,0-2,2) wanneer de effectief deelnemende controles gebruikt werden en 1,3 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,8-2,1) wanneer de eerste keus controles gebruikt werden.

Conclusie: Globaal gezien komt men tot het besluit dat, alhoewel er in de Canadese studie bewijs is van controle selectie en participatie bias, het onwaarschijnlijk is dat deze bias volledig de associatie tussen blootstelling aan magnetische velden en kinderleukemie kan verklaren.

Problemen in de blootstellingsevaluatie van de niet-participerende studie subjecten bemoeilijken de interpretatie van de resultaten en de rol van selectie bias kan niet volledig uitgesloten worden.

MATERNALE CUMULATIEVE BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAGFREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN ZWANGERSCHAPSUITKOMSTEN IN HET ELFE-COHORT.
Migault L, Piel C, Carles C, Delva F, Lacourt A, Cardis E, Zaros C, de Seze R, Baldi I, Bouvier G.
Environ Int. 2017 Dec 20; 112: 165-173.

Het doel van deze studie was om de relaties te bestuderen tussen maternale cumulatieve blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF EMF) en het risico op prematuriteit en ‘klein voor de zwangerschapsduur’ binnen het Elfe-cohort.

De Elfe-studie omvatte 18.329 zuigelingen geboren in 33 weken of meer van de zwangerschap in Frankrijk in 2011 en was ontworpen om de kinderen te volgen tot de leeftijd van 20 jaar. Zwangerschapsduur en antropometrische gegevens bij de geboorte werden verzameld in medische dossiers en ‘klein voor zwangerschapsduur’ werd gedefinieerd volgens een Franse maatstaf voor groei. Tijdens interviews werden moeders gevraagd om hun baan te vermelden tijdens de zwangerschap. Als ze in dienst waren, werd hun beroep gecodeerd volgens de International Standard Classification of Occupations 1988 en de datum waarop ze hun werk stopten, werd vastgelegd. Cumulatieve blootstelling aan ELF EMF tijdens de zwangerschap werd beoordeeld, zowel voor moeders die werkten en degenen die dat niet deden tijdens de zwangerschap, met behulp van een recent bijgewerkte job-exposure matrix (JEM). Cumulatieve blootstelling werd beschouwd als een categorische variabele (<17,5, 17,5-23,8, 23,8-36,2, 36,2-61,6 of ≥,61,6 μT-dagen), een binaire variabele (< 44.1 en ≥ 44.1 μT-dagen) en een continue variabele. Associaties werden geanalyseerd door logistische regressie, aanpassing van de leefstijlfactoren van de moeder, socio-demografische kenmerken en de medische geschiedenis van een moeder tijdens en vóór de zwangerschap. Analyses waren beperkt tot enkelgeborenen en tot volledige gegevens voor de zwangerschapsuitkomsten (n = 16.733).

Cumulatieve blootstelling werd verkregen voor 96,0 % van de moeders. Onder hen was 37.5% geclassificeerd in de 23,8-36,2 μT dagen-categorie, maar hoge blootstellingen waren zeldzaam: 1.3% in de ≥ 61,6 μT-dagen categorie en 5.5 % in de ≥ 44,1μT-dagen categorie. Er werd geen significante associatie waargenomen tussen maternale cumulatieve blootstelling en matige prematuriteit en ‘klein voor zwangerschapsduur’ in dit blootstellingsbereik.

Conclusies: Deze grote populatie-gebaseerde studie suggereert niet dat blootstelling van de moeder aan ELF EMF tijdens de zwangerschap sterk geassocieerd is met risico’s van matige prematuriteit of ‘klein voor zwangerschapsduur’.

AFSTAND TOT HOOGSPANNINGSLIJNEN EN HET RISICO OP KINDERLEUKEMIE – EEN ANALYSE VAN VERSTORING DOOR EN INTERACTIE MET ANDERE POTENTIËLE RISICOFACTOREN.
Pedersen C, Brauner EV, Rod NH, Albieri V, Andersen CE, Ulbak K, Hertel O, Johansen C, Schüz J, Raaschou-Nielsen O.
PLoS One. 2014; 9 (9): e107096.

De auteurs onderzochten of er een interactie is tussen de afstand van de woonplaats bij de geboorte tot de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn en de binnenhuis radon concentratie en verkeersgerelateerde luchtvervuiling, respectievelijk in relatie met het risico op leukemie bij kinderen. Verder onderzochten ze of aanpassing voor potentiële confounders de relatie tussen de afstand tot de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn en leukemie bij kinderen verandert. Ze includeerden 1024 gevallen met een leeftijd <15 jaar, gediagnosticeerd met leukemie tijdens 1968-1991, uit het Deense Kankerregister en 2048 controles willekeurig geselecteerd uit de Deense jeugd bevolking en individueel gematcht voor geslacht en geboortejaar. Geografische informatie systemen werden gebruikt om de afstand tussen de woonplaats bij de geboorte en de dichtstbijzijnde 132-400 kV hoogspanningslijn te bepalen. Concentraties van binnenlandse radon en verkeersgerelateerde luchtverontreiniging (NOx bij de voordeur) werden geschat met behulp van gevalideerde modellen.

Een statistisch significante interactie tussen de afstand tot de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn en binnenhuis radon concentratie ten aanzien van het risico op leukemie bij kinderen (p = 0,01) werd gevonden bij het gebruik van het mediaan radon niveau als afkappunt, maar niet bij het gebruik van het 75e percentiel (p = 0,90). Er werd geen bewijs gevonden voor een interactie tussen de afstand tot de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn en verkeersgerelateerde luchtvervuiling (p = 0,73). Er werd bijna geen verandering gevonden in de geschatte relatie tussen de afstand tot de hoogspanningslijn en het risico van leukemie bij kinderen bij het corrigeren voor socio-economische status van de gemeente, de verstedelijking, leeftijd van de moeder, geboorte orde, binnenhuis radon concentratie en verkeersgerelateerde luchtvervuiling.

Conclusies: De statistisch significante interactie tussen de afstand tot de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn en de binnenhuis radon concentratiewas gebaseerd op enkele blootgestelde patiënten en controles en gevoelig voor de keuze van de blootstellingscategorisatie en zou daarom te wijten zijn aan het toeval.

RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAGFREQUENTE MAGNETISCHE VELDEN EN HET RISICO OP LEUKEMIE, TUMOR VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL EN LYMFOOM BIJ KINDEREN IN DENEMARKEN.
Pedersen C, Johansen C, Schüz J, Olsen JH, Raaschou-Nielsen O.
Br J Cancer. 2015; 113 (9): 1370-1374.

De auteurs hebben vroeger gemeld dat kinderen blootgesteld aan verhoogde niveaus van extreem laagfrequente magnetische velden (ELF-MF) een 5 tot 6 maal hoger risico op leukemie, centraal zenuwstelsel tumoren (CNS) en kwaadaardig lymfoom hebben. Hier verlengen ze de studie 1968-1986 tot en met 2003.

De studie omvat 3277 kinderen met leukemie, CNS tumor of maligne lymfoom die tijdens de periode 1968-2003 zijn opgenomen in het Deense Kanker Register en 9129 controles willekeurig geselecteerd uit de Deense jeugd bevolking. ELF-MF blootstelling afkomstig van 50-400 kV installaties werd berekend op basis van de woonst.

Voor recent gediagnosticeerde gevallen (1987-2003) was het relatieve risico (RR) 0,88 (95% betrouwbaarheidsinterval (BI): 0,32-2,42), terwijl voor de totale periode (1968-2003) dit 1,63 (95% CI: 0,77-3,46) was voor leukemie, CNS tumor en maligne lymfoom gecombineerd voor blootstellingen ⩾0.4 µT vergeleken met <0,1 µT. Deze resultaten zijn gebaseerd op de vijf gevallen (recente periode) en 11 gevallen (totale periode) in de hoogste blootstelling groep.

Conclusies: Deze studie bevestigt niet de eerdere bevindingen van een vijf tot zes keer hoger risico op leukemie, CNS tumor en maligne lymfoom wanneer de gegevens van meer recente periode mee in rekening worden gebracht. Voor de totale periode waren de resultaten voor kinderleukemie in lijn met de grote gepoolde analyses die RR’s tussen 1,5 en 2 tonen.

AFSTAND TUSSEN DE WOONPLAATS EN HOOGSPANNINGSLIJNEN EN HET RISICO OP LEUKEMIE BIJ KINDEREN: EEN POPULATIE-GEBASEERDE CASE-CONTROL STUDIE IN DENEMARKEN.
Pedersen C , Raaschou – Nielsen O , Rod NH , Frei P , Poulsen AH , Johansen C, Schüz J.
Cancer Causes Control. 2014 ; 25 (2) :171-177.

Epidemiologische studies hebben een verband tussen de blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF – MF) en kinderleukemie gevonden. In 2005 toonde een grote Britse studie een verband tussen nabijheid van de woonplaats tot hoogspanningslijnen en het risico op kinderleukemie. De associatie ging verder dan de afstanden waarop de door de hoogspanningslijn geïnduceerde magnetische velden de achtergrond niveaus overschrijden, wat suggereert dat de associatie niet werd verklaard door het magnetisch veld maar zou te wijten zijn aan toeval, bias of andere risicofactoren in verband met de nabijheid van de hoogspanningslijnen. Het doel van de auteurs was een vergelijkbaar onderzoek te verrichten in een onafhankelijke setting (Denemarken).
De studie omvat 1.698 gevallen < 15 jaar, gediagnosticeerd met leukemie tijdens 1968-2006 uit het Deense Kankerregister en 3396 controles willekeurig geselecteerd uit de Deense jeugd bevolking en individueel gematcht voor geslacht en geboortejaar. Geografische informatiesystemen werd gebruikt om de afstand tussen de woonplaats van bij de geboorte en de dichtstbijzijnde 132-400 kV bovengrondse hoogspanningslijnen te bepalen.

Odds ratio’s (OR) waren 0,76 [95 % betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,40-1,45] voor kinderen die 0-199 m van de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn woonden en 0.92 (95% BI 0,67-1,25) voor degenen die op een afstand 200-599 m woonden, in vergelijking met kinderen die leefde op meer dan 600 m afstand. Bij het beperken van de analyse tot 220 en 400 kV hoogspanningskabels was de OR voor kinderen die 200-599 m van een hoogspanningslijn leefden 1,76 (95%-BI 0,82-3,77) in vergelijking met kinderen die leefden op meer dan 600 m afstand. Toeval is een waarschijnlijke verklaring voor deze bevinding omdat het resultaat niet significant is, aantallen klein waren en er geen aanwijzingen waren voor een hoger risico dichter bij de lijnen aangezien er geen gevallen waren binnen de 200 meter.

Conclusies : Deze studie vindt geen hoger risico op leukemie voor kinderen die wonen op 0-199 m of 200-599 m van een 132-400 kV bovengrondse hoogspanningslijnen. Een licht verhoogde OR voor kinderen die tussen de 200 en 599 m van een van 220-400 kV bovengrondse hoogspanningslijnen is waarschijnlijk op toeval gebaseerd.

MELDEN VAN SYMPTOMEN NA DE INTRODUCTIE VAN EEN NIEUWE HOOGSPANNINGSLIJN: EEN PROSPECTIEVE VELDSTUDIE.
Porsius JT, Claassen L, Smid T, F Woudenberg, Petrie KJ, Timmermans DR.
Environ Res. 2015; 138: 112-117.

Er is publieke bezorgdheid over de mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan extreem lage frequentie elektromagnetische velden (ELF-EMF) van hoogspanningslijnen (HL). Sommige omwonenden van HL geloven dat ELF-EMF aspecifieke gezondheidsklachten kunnen veroorzaken. Deze studie is de eerste die prospectief onderzoekt of zelf-gerapporteerde gezondheidsklachten en causale overtuigingen toenemen na de bouw van een nieuwe hoogspanningslijn.

De auteurs hebben gebruik gemaakt van een quasi-experimentele opzet met twee pretests vóór en twee nametingen nadat een nieuwe HL in gebruik is genomen. Omwonenden (0-300m, n = 229; 300-500m, n = 489) en verder weg (500-2000m, n = 536) namen deel aan de studie. Lineaire mixed models waren toegepast om te testen of symptoom meldingen en overtuigingen dat hoogspanningsleidingen gezondheidsklachten veroorzaken meer toenemen bij bewoners dicht bij de nieuwe lijn ten opzichte van omwonenden verder weg.

Een significant (p <0,05) grotere toename in symptoom meldingen en causale overtuigingen werd gevonden in bewoners binnen 300 meter van de nieuwe HL in vergelijking met omwonenden verder weg. Terwijl symptoom meldingen niet verschilden bij aanvang, was de overtuiging dat een hoogspanningslijn deze symptomen kunnen veroorzaken bij aanvang wel al sterker bij de bewoners die dichtbij woonden in vergelijking met omwonenden verder weg.

Conclusies: De auteurs vinden een negatieve impact van een nieuwe hoogspanningslijn op de gezondheidsperceptie van omwonenden, nog voor de lijn in gebruik is genomen.

“DEZE HOOGSPANNINGSKABELS MAKEN ME ZIEK”: EEN TYPOLOGIE VAN GEZONDHEIDSREACTIES OP EEN NIEUWE HOOGSPANNINGSLEIDING LIJN DOOR DE OMWONENDEN.
Porsius JT, Claassen, Woudenberg F, Smid T, Timmermans DR.
Risk Anal. 2017 17 maart

Er is weinig aandacht besteed aan de diversiteit in de gezondheidsreacties van bewoners bij blootstelling aan een onzeker risico voor de gezondheid in de omgeving. Deze studie onderzoekt of subgroepen omwonenden verschillend reageren op een nieuwe hoogspanningslijn (HSL) die in bedrijf wordt genomen. De auteurs gebruikten een quasi-experimentele prospectieve veldstudie design met twee pretests tijdens de bouw van een nieuwe HSL en twee nametingen na in werking stelling. De omwonenden (0-300 m, n = 229) hebben vragenlijsten ingevuld over hun gezondheid en hun perceptie van het milieu. Latent class groeimodellen werden toegepast om de heterogeniteit in de overtuiging dat de gezondheidsklachten werden veroorzaakt door een hoogspanningslijn te onderzoeken. De groepen werden vergeleken op een groot aantal variabelen met betrekking tot negatief georiënteerde persoonlijkheidskenmerken, ervaren lichamelijke en geestelijke gezondheid, en de perceptie van het milieu. De auteurs komen tot vijf verschillende groepen omwonenden, waarvan de grootste (49%) als emotioneel stabiel en gezond met zwakke reacties op de introductie van een nieuwe hoogspanningslijn kan worden beschreven. Een aanzienlijke minderheid (9%) reageerde sterker op de nieuwe lijn. Bewoners in deze groep hadden meer op voorhand gehoord over de mogelijke gezondheidseffecten van HSL, waren meer bewust van de activering van de nieuwe lijn, en rapporteerden achteraf een daling van de ervaren gezondheid.

Conclusies: De auteurs concluderen dat er een aanzienlijke heterogeniteit is in de gezondheidsreacties op een nieuwe HSL. Gezondheidsrisicopercepties blijken een belangrijke rol te spelen in deze typologie wat gevolgen heeft voor het risicobeheer.

NOCEBO-REACTIES OP HOOGSPANNINGSLIJNEN: GEGEVENS UIT EEN PROSPECTIEVE VELDSTUDIE.
Porsius JT, Claassen L, Woudenberg F, Smid T, Timmermans DR.
Sci Total Environ. 2016; 543 (Pt A): 432-328.

Experimentele studies suggereren dat nocebo reacties kunnen optreden na blootstelling aan apparatuur die elektromagnetische velden genereren, zoals hoogspanningsleidingen (HSLs) of basisstations voor mobiele telefonie.

Deze studie onderzoekt in hoeverre de gezondheid van de reacties op een nieuwe HSL kunnen worden verklaard door de overtuigingen van de bewoners met betrekking tot de gevolgen voor de gezondheid van HSLs.

De auteurs hebben gebruik gemaakt van een quasi-experimentele prospectieve veldstudie design met twee pretests tijdens de bouw van een nieuw HVPL en twee nametingen na in gebruik name. Inwoners die in de buurt wonen (0-300m, n = 229; 300-500m, n = 489) en verder weg wonen(500-2000m, n = 536) vulden vragenlijsten in over hun gezondheid en hun opvattingen over de negatieve gevolgen voor de gezondheid van hoogspanningslijnen. Longitudinale mediatie modellen werden toegepast om te onderzoeken in hoeverre deze overtuigingen een verandering in gerapporteerde klachten zouden kunnen verklaren nadat de nieuwe lijn in gebruik is genomen.

Significant (p <0,01) indirecte effecten werden gevonden voor de nabijheid van de HSL op de stijging van de gerapporteerde cognitieve (R (2) = 0,41) en somatische (R (2) = 0,79) symptomen nadat de lijn in gebruik was genomen, door een toename van de overtuiging dat hoogspanningsleidingen effecten op de gezondheid veroorzaken. De directe effecten van nabijheid op de toename van gerapporteerde symptomen waren niet significant.

Conclusies: Deze bevindingen suggereren dat de stijging van de gerapporteerde gezondheidsklachten nadat een nieuwe HSL is in gebruik is genomen kan worden verklaard door nocebo mechanismen. Toekomstige veldstudies zijn nodig om te weten of deze bevindingen uit te breiden zijn tot andere milieugezondheidsproblemen.

 PRENATALE BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAGFREQUENT MAGNETISCH VELDEN EN DE IMPACT ERVAN OP DE GROEI VAN DE FOETUS.
Ren Y, Chen J, Miao M, Li DK, Liang H, Wang Z, Yang F, Sun X, Yuan W.
Environ Health. 2019 Jan 11; 18 (1): 6.

Deze studie had als doel het bestuderen van de associatie tussen maternale blootstelling aan extreem lage frequentie magnetische velden (ELF-MF) tijdens de zwangerschap en foetale groei bij nakomelingen. In totaal werden 128 zwangere vrouwen gerekruteerd in hun derde trimester en werd gevraagd om een EMDEX Lite-meter te dragen gedurende 24 uur om hun dagelijkse ELF-MF-blootstelling te bepalen. Tijdgewogen gemiddelde (TWA), P50 en P75 van persoonlijke 24-uursmetingen werden gebruikt om de prenatale blootstelling aan ELF-MF te evalueren. De medianen van deze metingen werden gebruikt als afkappunten voor hoge en lage prenatale blootstelling aan ELF-MF. De foetale groei werd gemeten door het geboortegewicht van het kind, de dikte van de huidplooi van de triceps, de buik en rug en de omtrek van het hoofd, de bovenarm en de buik te bepalen. Deze onderzoeken werden binnen de 24 uur na de geboorte uitgevoerd. Een Gegeneraliseerd Lineair Model werd gebruikt om de associatie tussen maternale ELF-MF-niveau en foetale groei-indices te onderzoeken nadat potentiële confounders waren gecorrigeerd. Vergeleken met meisjes met een lagere prenatale blootstelling aan ELF-MF hadden meisjes met een hogere blootstelling een lager geboortegewicht, een dunnere huidplooi van triceps, buik en rug en een kleinere omtrek van hoofd, bovenarm en buik in alle drie ELF-MF-matrices. De verschillen waren statistisch significant voor geboortegewicht en de meeste andere groeimetingen (P <0,05). Deze metingen hadden geen significant verschil tussen hogere en lagere prenatale blootstelling aan ELF-MF bij jongens behalve de dikte van de rugplooi.

Conclusies: Prenatale blootstelling aan hogere ELF-MF-niveaus was geassocieerd met verminderde foetale groei bij meisjes, maar niet bij jongens.

BEROEPSRISICOFACTOREN VOOR NON-HODGKIN LYMFOMA: EEN BEVOLKINGS GEBASEERDE GEVALLEN-CONTROLES STUDIE IN NOORD-DUITSLAND.
Richardson DB, Terschüren C, Hoffmann W.
Am J Ind Med. 2008; 51 : 258-268.

Er werd een bevolkingsgebaseerde gevallen-controles studie uitgevoerd waarin gevallen van sterk maligne non Hodgkin lymphoma (hoog NML), laag maligne non Hodgkin lymfoma (laag NHL) en chronische lymfocytaire leukemie (CLL) verzameld werden in de periode 1986-1998 bij mannen en vrouwen tussen 15 en 75 jaar die wonen in 6 Duitse provincies. Controles werden genomen uit bevolkingsregisters. De beroepsloopbaan werd nagegaan en de blootstelling werd geëvalueerd d.m.v. een job-blootstellingsmatrix. Odds Ratios werden berekend aan de hand van conditionele logistieke regressie.

Er werden 858 gevallen opgenomen in de studie. Tuinbouwers [Odds Ratio(OR)= 2,67, 95% betrouwbaarheidsinterval (BI): 0,99-7,21) en boeren (OR=1,98, 95% CI:0,98-3,98)] hadden een verhoogd risico op hoog NHL. Het risico op laag NHL was hoger bij tuinbouwers (OR = 2,46, 95% CI: 1,17-5,12) en bij smeden, werktuigmakers en machine operatoren (OR=3,12, 95% CI: 1,31-7,47). Werknemers in de verkoop en de bouw hebben verhoogde risico’s voor hoog NHL en laag NHL. Blootstelling aan arseen bevattende stoffen, chlorofenolen, dieselbrandstof, herbiciden, itrieten/nitraten/nitrosamines en organische stof waren geassocieerd met hoog NHL en laag NHL en hadden weinig associatie met CLL. Werknemers die gewerkt hadden in jobs met een potentiële blootstelling aan elektromagnetische velden hadden een lager risico op hoog NHL (OR=0,59) en er was geen associatie met laag NHL (OR=1,04) en CLL (OR=1,07).

Besluit : Deze resultaten geven inzicht in verschillende mogelijke risicofactoren voor NHL en suggereren sommige specifieke beroepsrisico’s verder te onderzoeken. Elektromagnetische velden blijken geen risicofactor te zijn.

LEUKEMIE BIJ KINDEREN EN 50 HZ MAGNETISCHE VELDEN: BEVINDINGEN UIT DE ITALIAANSE SETIL CASE-CONTROL STUDIE.
Salvan A, Ranucci A, Lagorio S, Magnani C; Setil Research Group.
Int J Environ Res Public Health. 2015 Feb 16;12(2): 2184-204.

De auteurs rapporteren over een Italiaanse case-control studie over kinderleukemie en blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF-MF). 745 leukemie gevallen, 0-10 jaar oud bij diagnose in de periode 1998-2001 en 1475 sex- en leeftijd gematchte bevolking controles werden opgenomen in de studie. Ouders van 683 gevallen en 1044 controles (92% vs. 71%) werden geïnterviewd. ELF-MF metingen (24-48 uur) in de slaapkamer van de woning bewoond een jaar voor de datum van diagnose bij het kind waren beschikbaar voor 412 gevallen en 587 controles en werden opgenomen in voorwaardelijke regressieanalyse. De magnetische veldinductie was gemiddeld 0,04 µT (meetkundig gemiddelde), met 0,6% van de gevallen en 1,6% van de controles blootgesteld aan > 0,3 µT. Het effect van wijzigingen in het statistische model, de blootstellingsgrootheid en restrictiecriteria van de data-set werden onderzocht via gevoeligheidsanalyses. In analyses op basis van continue blootstelling werd er geen associatie blootstelling-ziekte waargenomen De analyses op basis van categorische variabelen werden gekenmerkt door een onsamenhangende blootstelling-uitkomst relatie.

Conclusies: Deze resultaten kunnen beïnvloed zijn door verschillende bronnen van bias en zijn non-informatief voor blootstellingsniveaus > 0,3 µT. Toch kan de studie bijdragen aan toekomstige meta- of gepoolde analyses. Bovendien zijn blootstellingsniveaus van de bevolking nuttig om attributieve risicos in te schatten.

EXTREEM LAAGFREQUENTE MAGNETISCHE VELDEN EN OVERLEVING VAN KINDEREN MET ACUTE LYMFATISCHE LEUKEMIE: EEN INTERNATIONALE FOLLOW-UP STUDIE.
Schüz J, K Grell, Kinsey S, Linet MS, Link MP, Mezei G, Pollock BH, Roman E, Zhang Y, McBride ML, Johansen C, Spix C, Hagihara J, Saito AM, Simpson J, Robison LL, Dockerty JD , Feychting M, Kheifets L, Frederiksen K.
Blood Cancer J. 2012; 2: e98.

Een eerdere Amerikaanse studie heeft slechtere overleving bij kinderen met acute lymfatische leukemie (ALL) blootgesteld aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF-MF) hoger dan 0,3 μT gerapporteerd, maar dit was gebaseerd op kleine aantallen. Gegevens van 3073 gevallen van ALL bij kinderen werden samengevoegd uit prospectieve studies uitgevoerd in Canada, Denemarken, Duitsland, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten om de dood of terugval tot 10 jaar vanaf de diagnose vast te stellen. Gecorrigeerd voor bekende prognostische factoren, berekenden de auteurs hazard ratios (HR) en 95% betrouwbaarheidsintervallen (BI) voor algemene overleving en event-vrije overleving voor verschillende ELF-MF blootstellingscategorieën met 0,1 μT toename. De HR voor 0,1 μT toename was 1,00 (BI, 0.93-1.07) voor event-vrije overleving analyse en 1,04 (BI, 0,97 tot 1,11) voor de totale overleving. De gevallen blootgesteld aan > 0,3 μT hadden geen slechtere event-vrije overleving (HR = 0,76; BI, 0,44-1,33) of totale overleving (HR = 0,96; BI, 0,49-1,89). De HR’s varieerden een beetje volgens subtype van ALL.

Conclusie: ELF-MF blootstelling heeft geen invloed op de overlevingskans of het risico van terugval bij kinderen met ALL.

NACHTELIJKE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN KINDERLEUKEMIE: EEN UITGEBREIDE POOLED ANALYSIS.
Schüz J, Svendsen AL, Linet MS, McBride ML, Roman E, Feychting M,
Kheifets L, Lightfoot T, Mezei G, Simpson J, Ahlbom A.
Am J Epidemiol. 2007; 166: 263-269.

De hypothese dat metingen van de nachtelijke blootstelling van de slaapkamers aan extreem lage frequentie elektromagnetische velden (ELF EMV) een correctere voorstelling zijn van de blootstelling en een grotere biologische relevantie hebben dan de vroegere gebruikte 24 of 48 uur metingen is reeds eerder geformuleerd. In aansluiting hiermee maakten de auteurs een uitgebreide pooled analysis van gevallen-controles studies over ELF EMV blootstelling en het risico voor kinderleukemie met nachtelijke residentiële blootstelling. Data van vier landen (Canada, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) werden gebruikt in de analyse die 1842 kinderen met leukemie (diagnosedatum van 1988 tot 1996) en 3099 controles omvatte. De odds ratios nachtelijke blootstelling aan ELF EMF voor de categorieën van 0,1 tot <0,2 microT, 0,2 tot <0,4 microT, en >0,4 microT vergeleken met <0,1 microT waren 1,11 (95% betrouwbaarheidsinterval (BI): 0,91- 1,36), 1,37 (95% BI: 0,99, 1,90), 1,93 (95% BI: 1,11 – 3,35). Het feit dat deze odds ratios gelijken op de odds ratios bekomen bij studies waar men 24 en 48 uurs geometrische gemiddelde gebruikte als blootstellingparameters (odds ratios 1,09, 1,20 en 1,98) toont aan dat de nachtelijke component van de blootstelling op zich niet de verklaring is voor de waargenomen associatie.

Conclusie: Deze resultaten ondersteunen niet de hypothese dat nachtelijke metingen meer geschikt zijn. Er ontbreekt nog steeds een aannemelijke verklaring voor de associatie tussen ELF EMV en kinderleukemie.

RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAGFREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN EN HET RISICO OP ALS.
Seelen M, Vermeulen RC, van Dillen LS, van der Kooi AJ, Huss A, de Visser M, van den Berg LH, Veldink JH
Neurologie. 2014; 83 (19): 1767-1769.

De auteurs voerden een meta-analyse uit over het risico van blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF-EMV) en het risico van amyotrofe laterale sclerose (ALS) door het combineren van nieuwe resultaten met 2 eerder gepubliceerde case-control studies. Een fixed effect model analyse gaf een algemeen odds ratio van 0,90 (95% BI 0,73-1,10) voor de personen die wonen op minder dan 200 meter van een hoogspanningslijn ten opzichte van  meer dan 200 meter. Een van deze studies beoordeelde het actuele adres op het moment van de dood, waardoor belangrijke historische residentiële gegevens over de ELF-EMV blootstelling vóór het begin van de ziekte zou kunnen gemist zijn. Een derde cohort studie onderbouwt de negatieve resultaten met de melding van een HR van 0,88 (95% BI 0,47-1,64).

Er was geen associatie van ALS met residentiële blootstelling aan ELF-EMV. Dit is consistent met het ontbreken van een dergelijke associatie in een eerder gepubliceerde meta-analyse van elektrische beroepen. Sterke punten van deze studie zijn het populatie gebaseerde studie ontwerp, de opname van grote aantallen patiënten en leeftijd en geslacht gematchte controles, en de preventie van herinneringsvertekening door het gebruik van residentiële gegevens van de Gemeentelijke Administratie. Een beperking van dit onderzoek kan het lage aantal deelnemers die wonen in de nabijheid van hoogspanningslijnen (<200 meter) zijn. Echter, door alle studies bij elkaar te nemen, kan men concluderen dat blootstelling aan ELF-EMV van hoogspanningslijnen het risico op het ontwikkelen van ALS niet vergroot.

KINDERLEUKEMIE DICHT BIJ HOOGSPANNINGSLIJNEN – DE GEOCAP STUDIE, 2002-2007.
Sermage-Faure C, Demoury C, Rudant J, Goujon-Bellec S, Guyot-Goubin A, Deschamps F, Hemon D, Clavel J.
Br J Cancer. 2013, 108 (9): 1899-1906.

Deze studie werd uitgevoerd om de hypothese van een verhoogde acute leukemie (AL) incidentie bij kinderen die dicht bij bovengrondse hoogspanningslijnen (HVOL) van 225-400 kV (VHV-HVOL) en 63-150 kV (HV-HVOL) wonen te testen.

De landelijke Geocap studie omvatte alle 2.779 in de kindertijd gediagnosticeerde AL gevallen in Frankrijk in 2002-2007 en 30 000 gelijktijdige bevolkingscontroles. De adressen bij de opname in de studie werden gegeocodeerd en precies gelokaliseerd rond het hele HVOL netwerk.

Verhoogde odds ratio’s (OR’s) werden waargenomen voor AL woonachtig binnen de 50 m van een VHV-HVOL (OR = 1,7 (0,9-3,6)). Anderzijds was er geen associatie met wonen verder dan die afstand van een VHV-HVOL of binnen de 50 meter van een HV-HVOL.

Conclusie: De huidige studie, vrij van deelname bias, ondersteunt de eerdere internationale bevindingen van een toename van de AL-incidentie dicht bij VHV-HVOL. Om de mogelijke rol van de ELF-MF in de resultaten te onderzoeken zou ELF-MF in de woningen dicht bij HVOL moeten worden geschat met behulp van modellen gebaseerd op de jaarlijkse huidige belastingen en lokale kenmerken van de lijnen.

BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAG FREQUENTE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP EN HET RISICO OP SPONTANE ABORTUS: EEN CASE-CONTROL STUDIE.
Shamsi Mahmoudabadi F , Ziaei S , Firoozabadi M , Kazemnejad A.
J Res Health Sci. 2013 ; 13 :131-134 (2).

Blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden komt steeds vaker voor maar de potentiële invloed op de zwangere vrouwen is niet grondig onderzocht.

In deze case-control studie werden 58 vrouwen die een onverklaarbare spontane abortus bij < 14 weken zwangerschap hadden in 2012 en 58 gematchte zwangere vrouwen met > 14 weken zwangerschap opgenomen. De vrouwen vulden een vragenlijst in, die werd gebruikt om gegevens over sociaal-economische en verloskundige kenmerken, medische geschiedenis en reproductieve geschiedenis te verzamelen. Om de extreem laagfrequente elektromagnetische velden te evalueren bepaalden de auteurs de sterkte van de elektromagnetische velden in dehuizen van de deelnemers door middel van een meettoestel (3D EMF tester / Model : ELF – 828 , Taiwan). Het instrument omvat een beperkt frequentiebereik (30 HZ tot 3 KHZ). De sterkte van de extreem laagfrequente elektromagnetische velden in de huizen van de deelnemers was significant verschillend tussen beide groepen (P < 0,001).
Conclusie : Blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden is waarschijnlijk gerelateerd aan de vroege spontane abortussen.

DE MOGELIJKE ROL VAN EEN SELECTIE BIAS IN DE ASSOCIATIE TUSSEN LEUKEMIE BIJ KINDEREN EN RESIDENTIËLE BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN: EEN POPULATIE-GEBASEERDE STUDIE.
Slusky DA, Does M, Metayer C, Mezei G, Selvin S, Buffler PA.
Cancer Epidemiol. 2014; 38 (3): 307-313.

Gegevens uit de Noord-Californië kinderleukemie Studie (NCCLS) werden gebruikt om te beoordelen of selectie bias de associatie tussen de magnetische veldsterkte (beoordeeld door bedradingscodes) en leukemie bij kinderen kan verklaren, die eerder waargenomen werd in case-control studies. Bedradingscodes werden berekend voor de aan de studie deelnemende gevallen (n = 310) en niet-deelnemende gevallen (n = 66) en voor drie controlegroepen: eerste keuze deelnemende (n = 174), eerste keuze niet-deelnemende (n = 252) en vervanging (niet-eerste keus deelnemende controles) (n = 220).

Deelnemende controles hebben de neiging van hogere sociaal-economische status te zijn dan niet-deelnemende controles, en een lagere sociaal-economische status was gerelateerd aan een hogere bedradingscode. De odds ratio (OR) voor het ontwikkelen van leukemie geassocieerd met hoge bedradingscode was 1,18 (95% CI: 0.85, 1.64) als alle gevallen werden vergeleken met alle eerste-keuze controles (deelnemende en niet-deelnemende). De OR voor het ontwikkelen van leukemie in de hoge bedradingscode categorie was 1,43 (95% CI: 0,91, 2,26) als deelnemende gevallen werden vergeleken met eerste keus deelnemende controles, maar er werd geen associatie waargenomen als deelnemende gevallen werden vergeleken met niet-deelnemende controles ( OR = 1,06, 95% CI: 0,71, 1,57) of met vervangende controles (OR = 1,06, 95% CI: 0,71, 1,60).

Conclusies: De waargenomen risico-inschattingen verschillen met het soort controle groep, en er wordt geen statistisch significant verband tussen bedradingscode en leukemie bij kinderen waargenomen in de populatie van Californië die deelneemt aan de NCCLS.

ASSOCIATIES TUSSEN BEROEPSMATIGE BLOOTSTELLING AAN EXTREEM LAAGFREQUENTE MAGNETISCH VELD VAN DE OUDERS EN HET RISICO OP KINDERLEUKEMIE.
Su L, Fei Y, X Wei, Guo J, Jiang X, Lu L, Chen G.
Leuk Lymphoma. 2016; 57 (12): 2855-2862.

Eerdere studies betreffende de associatie tussen ouderlijke beroepsmatige blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF-MF) en het risico op kinderleukemie hebben inconsistente resultaten opgeleverd. Om deze associatie te her-evalueren voerden de auteurs een meta-analyse uit door het samenbrengen van 11 case-control en 1 cohort studies. De totale resultaten toonden aan dat noch de moederlijke noch de vaderlijke blootstelling geassocieerd was met het risico op leukemie. Voor vaderlijke beroepsmatige blootstelling werd een significante associatie gevonden bij de bundeling van de studies met een klein aantal gevallen (OR = 1,96; 95% BI 1,03-3,74) of met een lagere kwaliteitsscore (OR = 1,52; 95% BI 1,07-2,15). Deze associatie wordt echter niet bevestigd bij het bundelen van studies met een groot aantal gevallen of hoge kwaliteitsscore.

Conclusies: Deze studie toont geen verband tussen ouderlijke beroepsmatige ELF-MF blootstelling en het risico op kinderleukemie, en de verhoogde OR onder bepaalde subgroep-analyse is waarschijnlijk te wijten aan het toeval.

Herbeoordeling van de associatie tussen residentiële blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen en kinderastma in de Deense nationale geboorte cohort.
Sudan M, Arah OA, Becker T, Levy Y, Sigsgaard T, Olsen J, Vergara X, Kheifets L.
PLoS One. 2017 May 17; 12 (5): e0177651.

Een studie meldde een verhoogd risico op astma bij kinderen wiens moeders tijdens de zwangerschap blootgesteld waren aan magnetische velden (MF) met een veldsterkte boven 0,2 μT. De auteurs hebben deze associatie opnieuw onderzocht door gebruik te maken van gegevens van moeders en kinderen in de Deense National Geboorte Cohort (DNBC). De studie omvatte 92.676 (eenling) kinderen en hun moeders in de DNBC. De MF-blootstelling van hoogspanningslijnen werd geschat voor alle residenties waar de moeders verbleven tijdens de zwangerschap en de kinderen leefden van geboorte tot aan het einde van de follow-up. Blootstelling werd voor de analyse gecategoriseerd in 0 μT, 0,1 μT en ≥ 0,2 μT. Definitieve en mogelijke astma-gevallen werden geïdentificeerd aan de hand van data uit drie onafhankelijke gegevensbronnen: 1) rapportering door de moeders, 2) een nationaal ziekenhuisregister, 3) een nationaal voorschriftregisters. Hazard ratio (HR) en 95% confidentie intervallen (CI) werden berekend voor de associatie tussen het hoogste niveau van blootstelling tijdens zwangerschap en astma bij kinderen, aangepast voor verschillende mogelijke confounding factoren. De auteurs hebben ook de gevoeligheid van de risicoschattingen onderzocht op veranderingen in blootstelling en uitkomstdefinities.

Er werden geen verschillen of trends in het risico op astma-ontwikkeling vastgesteld tussen kinderen met verschillende MF-blootstelling, ongeacht de astma-case-definitie of uitkomstgegevensbron. Voor definitieve gevallen was de HR (95% CI) voor degenen met een blootstelling 0,72 (0,27-1,92) en het was 0,41 (0,06-2,92) voor die blootgesteld aan ≥ 0,2 μT. Aanpassingen voor confounding en variaties in de blootstellingsdefinitie veranderden de resultaten niet opmerkelijk.

Conclusies: De auteurs hebben geen bewijs gevonden dat de blootstelling aan MF tijdens de zwangerschap of de vroege kindertijd het risico op astma bij kinderen verhoogt. Deze interpretatie komt overeen met het gebrek aan een vastgesteld biologisch mechanisme dat de blootstelling van MF aan astma direct verbindt. Zeer hoge blootstelling was in deze cohort echter zeer zeldzaam.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN OVERLEVING NA DIAGNOSE VAN KINDERLEUKEMIE: EEN DUITSE COHORT STUDIE.
Svendsen AL, Weihkopf T, Kaatsch P, Schüz J.
Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2007; 16 : 1167-1171.

In navolging van een recente U.S. studie die een gedaalde overleving vond bij kinderen met acute lymfoblastische leukemie (ALL) die een blootstelling aan magnetische veldsterkten boven de 0,3 microTesla hadden, werd deze relatie onderzocht in een Duitse cohort van kinderleukemies uit een bestaande gevallencontroles studie uitgevoerd tussen 1992 en 2001.

595 ALL gevallen met 24 uur magnetische veld metingen zijn opgenomen in het onderzoek met een mediane follow-up van 9,5 jaar. De Hazard Ratio’s (HR) werden berekend met het Cox proportioneel hazard model, gecorrigeerd voor leeftijd bij diagnose, kalenderjaar bij diagnose en geslacht. Toegenomen risico’s werden gevonden voor blootstelling tussen 0,1 en 0,2 microT (HR 2,6; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,3-5,2), gebaseerd op 34 gevallen met 9 sterftes en voor de blootstelling boven 0,2 microT (HR 1,6; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,6-4,4), gebaseerd op 18 gevallen en 4 sterftes. Na correctie voor prognostische risicogroep stijgt het risico voor blootstelling boven 0,2 microT tot HR, 3,0 (betrouwbaarheidsinterval 0,9-9,8).

Besluit: Deze studie is consistent met de vorige studie. Er is wel een toegenomen risico bij blootstellingsniveaus lager dan de U.S. studie. Globaal genomen zijn de resultaten gebaseerd op klein26/01/12 gekend.

WOON MOBILITEIT VAN DE BEVOLKING IN DE BUURT VAN HOOGSPANNINGSLEIDINGEN IN HET V.K. EN DE GEVOLGEN VOOR KINDERLEUKEMIE.
Swanson J.
J Radiol Prot. 2013, 33 (3): N9-N14

Epidemiologische studies suggereren een associatie tussen leukemie bij kinderen en wonen in de buurt van hoogspanningslijnen, maar de meest voor de hand liggende potentiële verwekker, de magnetische velden van de hoogspanningslijnen, wordt niet ondersteund door laboratoriumonderzoek of een bekend mechanisme. Een alternatieve hypothetische verklaring is een grotere mobiliteit van de bevolking in de buurt van hoogspanningslijnen, gelinkt aan de bevindingen van Kinlen die bij bevolkingmenging een toename aan leukemie vaststelde. De auteurs gebruikten de namen opgenomen in kiezersregisters om te zien of de mensen in de buurt van hoogspanningslijnen vaker verhuizen dan de bevolking als geheel. Ze vonden variaties, maar slechts kleine, en niet voldoende om de hypothese te ondersteunen.

HERANALYSE VAN RISICO’S OP KINDERLEUKEMIE MET AFSTAND VAN BOVENGRONDSE HOOGSPANNINGSLIJNEN IN HET VK.
Swanson J, Bunch K. J
Radiol Prot. 2018 May 30.

Een vroegere studie van kinderleukemie en afstand tot bovengrondse hoogspanningslijnen in het VK is opgenomen in een internationale gepoolde analyse. Die gepoolde analyse gebruikte verschillende afstandscategorieën, wat de aandacht op het effect van die keuze heeft gericht. De auteurs analyseren hun eerdere data opnieuw, met behulp van fijnere afstandscategorieën. In de jaren zestig en zeventig, toen ze voornamelijk een verhoogd risico vonden, daalde het risico niet monotoon met de afstand tot de hoogspanningslijn, maar had het een maximum van 100-200 m.
Conclusies: Dit onderzoek verzwakt het bewijs dat verhoogde risico’s verband houden met magnetische velden en versterkt het bewijsmateriaal voor een mogelijk effect met betrekking tot residentiële mobiliteit of andere socio-economische factoren.

LANGETERMIJN EFFECTEN VAN 50-HZ MAGNETISCHE VELDEN OP CHEMISCHE PARAMETERS IN HET BLOED VAN GEZONDE MANNEN.
Touitou Y, Djeridane Y, Lambrozo J, Camus F.
Clin Biochem. 2012; 45: 425-428.

De auteurs onderzochten de nachtelijke profielen en niveaus van de volgende bloed parameters: elektrolyten (natrium, kalium, chloride, calcium, magnesium, fosfor), niet-eiwit stikstofhoudende verbindingen (urinezuur, ureum, creatinine), en glucose, bij 15 mannen (38,0 ± 0,9 jaar) continu en dagelijks blootgesteld gedurende een periode van 1-20 jaar, op de werkplek en thuis, aan een 50-Hz magnetisch veld op ten einde eventuele cumulatieve effecten van die chronische aandoeningen van de blootstelling aan te tonen. Het wekelijkse geometrisch gemiddelde van de individuele blootstelling varieerde van 0,1 tot 2,6 μT. De resultaten werden vergeleken met die verkregen in een controlegroep van 15 niet-blootgestelde mannen van dezelfde leeftijd (39,4 ± 1,2 jaar) met dezelfde synchronisatie en fysieke activiteit die dienden als controles (individuele blootstelling variërend van 0,004 tot 0,092 μT). De bloedmonsters werden genomen per uur van 20:00 uur tot 08:00 uur.

Dit werk toont aan dat bij patiënten die over een lange periode (tot 20 jaar) en op een dagelijkse basis aan magnetische velden blootgesteld werden significante veranderingen werden vastgesteld in serum natrium, chloride, fosfor en glucose waarbij een effect voor veld-uurs interactie werd genoteerd voor blootstellingen groter dan 0,3 μT.

Conclusie: Deze gegevens suggereren dat langdurige blootstelling aan 50-Hz magnetische velden (blootstelling> 0,3 μT) bij gezonde mannen een aantal biologische wijziging van bepaalde parameters in het bloed kan veroorzaken De klinische relevantie hiervan vraagt verder onderzoek.

RISICOPERCEPTIE VAN DE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN IN TAIWAN: DE INVLOED VAN PSYCHOPATHOLOGIE EN DE GRAAD VAN GEVOELIGHEID VOOR ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN.
Tseng MC , Lin YP , Hu FC, Cheng TJ.
Risk Anal. 2013; 33(11):2002 – 2012.

Er is weinig bekend over vermeende gezondheidsrisico’s van elektromagnetische velden (EMV) en factoren die samenhangen met de risicoperceptie in niet-westerse landen. Psychische aandoeningen en risicoperceptie zijn beschreven als factoren die de toekenning van gezondheidsklachten aan omgevingsfactoren vergemakkelijken. Deze studie onderzocht de relatie tussen vermeende risico’s van EMV’s en omgevingsfactoren, evenals de relaties tussen risicoperceptie, psychopathologie en de mate van zelf-gerapporteerde gevoeligheid voor elektromagnetische velden. Een totaal van 1.251 volwassenen, gekozen uit de databank van een landelijk telefonisch interviewsysteem hebben gereageerd op een telefonische enquête over de relaties tussen omgevingsfactoren en de menselijke gezondheid. Het interview bevatte vragen die psychiatrische aandoeningen bij de deelnemers en de aanwezigheid en de mate van hun gevoeligheid voor elektromagnetische velden inschatten. Honderdzeventig deelnemers hebben zichzelf geïdentificeerd als gevoelig voor elektromagnetische velden, en 141 deelnemers voldeden aan de criteria voor psychiatrische aandoeningen zonder EMF gevoeligheid. Meer dan de helft van de respondenten beschouwen hoogspanningslijnen en basisstations voor mobiele telefonie als factoren die de gezondheid van mensen in sterke mate beïnvloeden. Hogere gevoeligheid voor elektromagnetische velden, psychopathologie, vrouw zijn, getrouwd zijn, meer jaren onderwijs, en een ernstige ziekte gehad hebben zijn positieve geassocieerd met vermeende risico’s van EMV – gerelateerde omgevingsfactoren, alsook voor alle omgevingsfactoren gecombineerd. Er werd geen matigende invloed van psychopathologie op het verband tussen de mate van gevoeligheid voor EMF en de risicoperceptie waargenomen.

Conclusies: Psychopathologie heeft een invloed op de algemene risicoperceptie zonder een invloed op de relatie tussen de mate van gevoeligheid voor EMF en risicoperceptie.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN EN HET RISICO OP AMYOTROFE LATERALE SCLEROSE IN TWEE ITALIAANSE POPULATIES.
Vinceti M, Malagoli C, Fabbi S, Kheifetten L, Violi F, Poli M, Caldara S, Sesti D, Violanti S, Zanichelli P, Notari B, Fava R, Arena A, Calzolari R, Filippini T, Iacuzio L, Arcolin E , Mandrioli J, Fini N, Odone A, Signorelli C, Patti F, Zappia M, Pietrini V, Oleari P, Teggi S, Ghermandi G, Dimartino A, Ledda C, Mauceri C, Sciacca S, Fiore M, Ferrante M.
Amyotroph Lateral Scler Frontotemporale Degener. 2017 Jun 1: 1-7.

De etiologie van amyotrofe laterale sclerose (ALS), een zeldzame en extreem ernstige neurodegeneratieve ziekte, is geassocieerd met blootstelling aan magnetische velden. Het bewijs voor een dergelijke relatie in de algemene bevolking is echter zwak, hoewel de vorige nulresultaten ook kunnen worden veroorzaakt door blootstellingsmisclassificatie of er alleen een relatie zou kunnen bestaan ​​voor geselecteerde subgroepen. Om zo’n hypothese te testen, hebben de auteurs een populatiegebaseerde case-control studie uitgevoerd in twee regio’s in Noord- en Zuid-Italië, met 703 ALS-gevallen die werden gediagnosticeerd van 1998 tot en met 2011 en 2737 controles, willekeurig geselecteerd van de bewoners in de studiegebieden. Over het geheel genomen vonden ze dat wonen in de buurt van hoogspanningslijnen binnen de corridors met een magnetische veld van ≥ 0,1 μT niet in verband stond met een toegenomen ziekterisico Ook vonden ze geen dosis-respons relatie na splitsing van de blootgestelde corridor volgens in zones 0,1, 0,2 en 0,4 μT. Deze resultaten werden bevestigd met inachtneming van leeftijd bij aanvang, periode van diagnose, geslacht, geografisch gebied en lengte van de blootstelling.

Conclusies: ondanks de resterende mogelijkheid van niet gemeten confounding of kleine gevoelige subgroepen die niet in deze studie zijn geïdentificeerd, lijken deze resultaten te bevestigen dat de blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen in de algemene populatie niet in verband staan ​​met een verhoogd ALS-risico.

Blootstelling in de woonomgeving aan 50 Hz magnetische velden en de associatie met het risico op spontane abortus: een 2-jarige prospectieve cohortstudie.
Wang Q , Cao Z , Qu Y , Peng X , Guo S , Chen L.
PLoS One. 2013 , 8 (12): e82113.

De hypothese dat de blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF – MF) het risico op miskraam kan verhogen is controversieel. Een 2 – jarige prospectieve cohort studie werd ontworpen om de associatie tussen blootstelling aan 50 Hz magnetische velden (MF) en het risico op miskraam bij vrouwen die woonachtig zijn in het gebied van de Parel Rivier Delta van China te bestuderen.

Twee steden met een dicht net van elektriciteitsvoorzieningen werden geselecteerd als studiegebied. Van 2010 tot 2012 werden 552 vrouwen in de regio, die op ongeveer 8 weken zwangerschap waren of die van plan waren om een baby te krijgen binnen het jaar geselecteerd als kandidaten voor het onderzoek. De blootstelling aan MF werd geschat door metingen bij hun voordeur en in de steeg aan de voorkant van de huizen van de proefpersonen. Het gemiddelde niveau van blootstelling werd gebruikt als afkappunt om de blootgestelde groep te definiëren. Klinische miskraam werd gediagnosticeerd door lokale verloskundigen. Personeel van de lokale diensten voor bevolkings- en gezinsplanning waren verantwoordelijk voor de follow – up interviews om de 2 maanden.

Vierhonderd dertien zwangere vrouwen werden geselecteerd voor de cohortstudie. De gemiddelde residentiële blootstelling aan MF was 0,099 μT. Er was geen significant verhoogd risico op een miskraam geassocieerd met de gemiddelde voordeur blootstelling (p > 0,05). Het risico op miskraam bleek wel significant geassocieerd met een maximale blootstelling in het steegje naar het huis (p = 0,001). Het relatieve risico (RR) op een miskraam van de maximale blootstelling in het steegje was 2.35 (95% BI: 1,18-4,71). Daarnaast toonde Cox regressie analyse aan dat de aangepaste hazard ratio voor miskraam van de maximale blootstelling in het steegje 1,72 (95% CI:1.10 – 2.69) was.

Conclusie: Ondanks de bevinding dat de incidentie van miskraam positief verbonden bleek met de maximale MF blootstelling in het steegje naar het huis werd het verband tussen risico op spontane abortus en blootstelling aan MF niet bevestigd in deze studie.

BLOOTSTELLING AAN MAGNETISCHE VELDEN EN KINDEREN MET ACUTE LYMFATISCHE LEUKEMIE IN SAO PAULO, BRAZILIË.
Wünsch-Filho V, Pelissari DM, Barbieri FE, Sant’Anna L, de Oliveira CT, de Mata JF, Tone LG, Lee ML, de Andrea ML, Bruniera P, Epelman S, Filho VO, Kheifets L.
Cancer Epidemiol. 2011, 35: 534-539.

Epidemiologische studies hebben een verhoogd risico op leukemie vastgesteld bij kinderen die dicht bij hoogspanningslijnen wonen en blootgesteld zijn aan relatief hoge niveaus van magnetische velden. De resultaten zijn opmerkelijk consistent, maar er is nog geen verklaring voor deze stijging. In deze studie hebben we het effect onderzocht van 60 Hz magnetische velden op acute lymfatische leukemie (ALL) in de staat São Paulo, Brazilië.

Deze case-control studie omvatte alle gevallen (n = 162) gerekruteerd uit acht ziekenhuizen tussen januari 2003 en februari 2009. Controles (n = 565) gematched op geslacht, leeftijd, en de stad van de geboorte werden geselecteerd uit de São Paulo Birth Registry. Blootstelling aan extreem laagfrequente magnetische velden (ELF MF) was gebaseerd op metingen in huis en de afstand tot hoogspanningslijnen.

Voor 24 uurs metingen in kinderkamers gaf blootstelling aan niveaus van ELF MF gelijk aan of groter dan 0.3 microtesla (µT), in vergelijking met blootstelling aan niveaus van minder dan 0,1 µT geen verhoogd risico op ALL (odds ratio [OR] 1,09; 95% betrouwbaarheidsinterval [ 95% BI] ,33-3,61). Wanneer alleen ’s nachts metingen werden beschouwd, werd een risico met OR 1.52, 95% CI 0.46-5.01 waargenomen. Kinderen die binnen 200 meter van hoogspanningslijnen wonen haddenn een verhoogd risico op ALL (OR 1.67, 95% BI 0.49-5.75), in vergelijking met kinderen die leven op 600 m of meer van de hoogspanningslijnen. Voor diegenen die binnen 50 m van hoogspanningslijnen wonen was de OR 3,57 (95% CI 0.41-31.44).

Conclusies: Hoewel de resultaten consistent zijn met de kleine risico’s gerapporteerd in andere studies over ELF MF en leukemie bij kinderen, bieden deze resultaten globaal gezien geen ondersteuning voor een verband tussen magnetische velden en leukemie bij kinderen, maar kleine aantallen en waarschijnlijke bias in de studie verzwakken de sterkte van deze conclusie.

HET VERBAND TUSSEN HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJNEN EN GEESTELIJKE GEZONDHEID: EEN CROSS-SECTIONELE STUDIE.
Yamazaki S., Sokejima S., Mizoue T., Eboshida A., Kabuto M., Yamaguchi N., Akiba
S., Fukuhara S., Nitta H.
Bioelectromagnetics. 2006; 27 : 473-478.

De auteurs onderzochten de associatie tussen het wonen in de nabijheid van 60 Hz hoogspanningslijnen (22-500 kV) en de geestelijke gezondheid. De studiegroep bestaat uit 223 moeders met een gemiddelde leeftijd van 37 jaar. De afstand van het woonhuis tot de dichtst nabij zijnde hoogspanningslijn werd gemeten op een kaart. De geestelijke gezondheid werd geëvalueerd met de SF-36 Health Survey die scores heeft tussen 0 en 100 punten. Een persoon met een score van 52 punten of lager werd beschouwd als hebbende een slechte geestelijke gezondheid. De associatie tussen de afstand en de geestelijke gezondheid werd onderzocht met logistische regressie. De prevalentie van slechte geestelijke gezondheid was 15%. Onder de 223 onderzoeksobjecten waren er 10 die leefden op een afstand van minder dan 100m van de hoogspanningslijn. De geadjusteerde odds ratios voor personen die leefden tussen 101 en 300m was 1,29 (95% betrouwbaarheidsinterval: 0,35-10,13) en minder dan 100m 1,87 (95% betrouwbaarheidsinterval: 0,35-10,13) ten overstaan van de referentiegroep (meer dan 300m).

Conclusie: Er is geen significant verband tussen de afstand van de hoogspanningslijn tot het huis en de geestelijke gezondheid van de bewoner.

Share